Herhalen en oefenen H14.3, 14.4 en 14.5

H14: Verandering in de moderne samenleving
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H14: Verandering in de moderne samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Modernisering als ideologie
  • Modernisering is een wenselijke verandering die goed is voor de mensen.
  • Universalistisch --> cultuuruniversalisten stellen dat alle traditionele verhoudingen overal plaats zullen maken voor moderne samenlevingsvormen 

Slide 2 - Tekstslide

Wat zeggen cultuurrelativisten over de ideologie van modernisering?

Slide 3 - Open vraag

Verandering in vraagstukken
  • Vormingsvraagstuk
  • Verhoudingsvraagstuk
  • Bindingsvraagstuk

Slide 4 - Tekstslide

Welke verandering hoort niet bij het vormingsvraagstuk?
A
Mensen kunnen hun eigen identiteit 'bij elkaar knutselen', ook wel bricolage genoemd.
B
Het civilisatieproces.
C
Institutionalisering van de verzorgingsstaat met de overlegeconomie.
D
Mensen gaan informeler met elkaar om en daarmee zijn contacten flexibeler geworden.

Slide 5 - Quizvraag

Welke verandering hoort niet bij het verhoudingsvraagstuk?
A
Cultureel kapitaal is steeds belangrijker (je opleiding en levensstijl).
B
Socialisatie gebeurd door zowel andere mensen als door anonieme sociale controlemechanismen.
C
Sociale mobiliteit is toegenomen en de sociale stratificatie is breder.
D
Voor het produceren van een goed of dienst worden verschillende taken uitgevoerd.

Slide 6 - Quizvraag

Welke verandering hoort niet bij het bindingsvraagstuk?
A
De bevelshuishouding heeft plaatsgemaakt voor het onderhandelingshuishouden.
B
Sociale netwerken zijn veel flexibeler geworden.
C
De standensamenleving is veranderd naar een klassensamenleving.
D
De bindingen tussen mensen door het maatschappelijk middenveld is minder geworden door afname van het verenigingsleven en de rol van religie.

Slide 7 - Quizvraag

Paradoxen van modernisering
  • Verzelfstandiging versus verafhankelijking
  • Generalisering versus pluralisering
  • Rationeel versus emotioneel  

Slide 8 - Tekstslide

Van welke paradox van modernisering is de ouderenzorg een voorbeeld?
A
Verzelfstandiging versus verafhankelijking
B
Generalisering versus pluralisering.
C
Rationeel versus emotioneel.

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke twee paradoxen van modernisering hoort deze afbeelding van een Indiase vrouw met laptop?
A
Generalisering versus pluralisering.
B
Verzelfstandiging versus verafhankelijking.
C
Rationeel versus emotioneel.

Slide 10 - Quizvraag

Staatsvorming is de institutionalisering van een politieke macht tot een staat. Maar wat is een staat?

Slide 11 - Open vraag

Omgangsvormen zijn informeler geworden (informalisering). Dat hangt samen met het proces van democratisering. Wat betekent democratisering?

Slide 12 - Open vraag

Wat is geen nadeel van democratisering?
A
Het ontstaan van de volksvertegenwoordiging.
B
Meer inspraak leidt tot minder daadkracht.
C
Meer invloed van internationale organisaties.
D
Meer inspraak leidt niet altijd tot meer verschillende meningen.

Slide 13 - Quizvraag

Welke visie op individualisering hoort bij de liberalen?
A
Mensen leven met elkaar in een gemeenschap, individualisering kan dat bedreigen.
B
Individuele vrijheid is het hoogste goed, ook als het ten koste gaat van de bindingen tussen mensen.
C
Grotere sociale ongelijkheid door individualisering moet de overheid tegengaan.

Slide 14 - Quizvraag

Welke visie op globalisering past bij de sociaaldemocraten?
A
Globalisering biedt meer mogelijkheden voor vrijhandel tussen landen.
B
Globalisering biedt kansen om wereldwijd te zorgen voor meer sociale gelijkheid.
C
De lokale gemeenschap moet niet vergeten worden, maar tegelijk zijn er ook kansen voor zorg voor anderen.

Slide 15 - Quizvraag

Welke visie op milieu past bij confessionelen?
A
Goede rentmeesters zijn, en zo zorgdragen voor aarde en natuur.
B
Eerlijke verdeling van schaarse zaken.
C
Duurzaam ondernemen is goed voor milieu en economie.

Slide 16 - Quizvraag