5V BS 4 en 5 (lesson up 2 van 3)

5V BS 4 en 5
KLAS BOE:
5V
herhaling BS 4 en 5
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5V BS 4 en 5
KLAS BOE:
5V
herhaling BS 4 en 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hier nu even een korte samenvatting van alle processen die we tot nu toe hebben gehad

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Nu volgen een aantal vragen om te kijken of je het goed genoeg begrijpt

Slide 6 - Tekstslide

1) Een stukje enkelstrengs DNA heeft deze volgorde:
5' CGGCATTAC 3'
Wat is het complementaire enkelstrengs DNA?

A
5' GTAATCGGC 3’
B
5' GTAATGCCG 3’
C
5' CGGCTAATG 3’
D
5' GCCGTAATG 3’

Slide 7 - Quizvraag

2) Het codon in het mRNA is UGA. Welke code heeft het tRNA anticodon?


A
UGA
B
AGU
C
ACT
D
ACU

Slide 8 - Quizvraag

3) De niet-coderende DNA streng heeft de volgende volgorde: TACACACGGAATGGGTAAAAAACT
Schrijf achter elkaar de aminozuurafkortingen van het eiwit dat hiermee gevormd zal worden

Slide 9 - Open vraag

4) Een stukje mRNA heeft de volgende samenstelling: AUGAAUAAGGAGGCAUGA
Uit hoeveel aminozuren bestaat het eiwit dat hiermee gevormd wordt?

Slide 10 - Open vraag

6) Een onderzoeker maakt synthetisch mRNA dat alleen bestaat uit U en C.
Dit mRNA gebruikt hij voor translatie om een polypeptide te maken. 
Uit welke aminozuren zal dit polypeptide bestaan?

Slide 11 - Open vraag

7) Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 12 - Quizvraag

BS 5: genexpressie
In de cellen zit AL het DNA. Toch wordt niet al het DNA gebruikt. Het aan of uit zetten van DNA noemen we genregulatie

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 14 - Tekstslide

Prokaryoten
Eukaryoten
Bacteriën
Archaea
Protozoa
Schimmels
Planten
Dieren

Slide 15 - Sleepvraag

Genexpressie bij PROkaryoten
Deel 1 BS. 5

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

structuurgenen
Regulatorgen
Lactose
Transcriptie
Translatie
Repressor
Lactase

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Video

Genexpressie in eukaryoten
Thema 4 DNA BS. 5

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Welk type stamcel wordt gebruikt in de techniek in het filmpje?
A
Omnipotent: kan ontwikkelen tot ieder weefseltype
B
Pluripotent: kan ontwikkelen tot de meeste weefseltypen
C
Multipotent: kan zich ontwikkelen tot een beperkt aantal weefseltypen

Slide 26 - Quizvraag

Genregulatie bij volwassen organismen kan op de volgende manieren.

  • Regulatie van transcriptie (= vorming RNA)
  • Regulatie van RNA-transport naar cytoplasma
  • Regulatie van translatie (= vorming van eiwit)
  • Compacter maken van DNA, waardoor het niet meer kan worden afgelezen.
  • DNA-methylering, zodat het niet meer kan worden afgelezen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA  zonder verandering in  nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica

Slide 31 - Sleepvraag

Het aan- en uitzetten van een gen noemen we
A
genexpressie
B
genregulatie

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer een gen aan staat, kan door transcriptie RNA ontstaan en door translatie een eiwit
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Wat zijn regulatorgenen?

Slide 34 - Open vraag

Wat zijn structuurgenen?

Slide 35 - Open vraag

EINDE van de lesson-up

Slide 36 - Tekstslide