Tegenstellingen

Hoofdstuk 4 Woordenschat
Tegenstellingen van onbekende woorden vinden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Woordenschat
Tegenstellingen van onbekende woorden vinden

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling: Uit welke drie delen bestaat een tekst meestal?

Slide 2 - Open vraag

Waarmee maak je kennis in de inleiding van een tekst?

Slide 3 - Open vraag

Wat staat er in het middenstuk van een tekst?

Slide 4 - Open vraag

Wat staat er meestal in het slot van de tekst?

Slide 5 - Open vraag

Mavo: Bij nieuwsberichten ontbreekt het slot. In het 1e deel van de tekst staat het belangrijkste. Wat staat er in het tweede deel?

Slide 6 - Open vraag

De betekenis van woorden raden

Hoe zat het ook alweer? 

Slide 7 - Tekstslide

Wat doe je als je de betekenis van een woord in een tekst niet weet?

Slide 8 - Woordweb


Een synoniem


Een betekenis


Een voorbeeld
De docent vraagt wie er absent is, maar er is niemand afwezig.
We moeten de theorie letterlijk, zoals het er staat, overschrijven.
De theorie gaat over spreekwoorden, zoals 'de appel valt niet ver van de boom'.
Let op: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van

Slide 9 - Tekstslide

timer
1:00
Geef zo veel mogelijk tegenovergestelde woorden binnen 1 minuut.

Slide 10 - Woordweb


Een tegenstelling zoeken

Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. 

Voorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.


Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop.
Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop. Prijzig betekent dus duur.

!!! Let op deze woorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, hoewel, aan de andere kant. !!!

Slide 11 - Tekstslide

Maak zelf een zin waarin een tegenstelling voorkomt. Gebruik ook een van de volgende woorden: maar, daarentegen, echter, hoewel, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 12 - Open vraag

Aan het werk
Ga aan de slag met H4 Woordenschat. 
Je bekijkt ook zelfstandig het filmpje met de uitleg. 

Slide 13 - Tekstslide