Kerndoel 40 > les 4 > gewervelde dieren > instructie groep 4/5

Dit ga je leren: 
  • Ik kan de 5 verschillende dierensoorten noemen;
  • Ik kan het verschil tussen gewervelde en ongewervelde uitleggen;
  • Ik kan de kenmerken van gewervelde dieren noemen.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolGroep 4,5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dit ga je leren: 
  • Ik kan de 5 verschillende dierensoorten noemen;
  • Ik kan het verschil tussen gewervelde en ongewervelde uitleggen;
  • Ik kan de kenmerken van gewervelde dieren noemen.

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Dieren met botten
Op aarde leven veel soorten dieren. 
Van het kleinste insect tot de enorme walvissen.
De dieren zijn verdeeld in groepen.
Deze les gaat over de dieren met botten, de gewervelde dieren. 

Slide 3 - Tekstslide

Vissen
Vissen zijn gewervelde dieren.
Zij hebben vinnen om te sturen en om snelheid te maken.
Zij ademen met hun kieuwen. 

Slide 4 - Tekstslide

Amfibieën
Kikkers, padden en salamanders zijn amfibieën. 
Amfibieën leven eerst in het water en later op het land. 

In het water: als ze uit hun eitje zijn gekropen leven ze als larve in her water. 
Ademhalen doen ze als vissen, met kieuwen.


Slide 5 - Tekstslide

Amfibieën
Op het land: tijdens hun gedaanteverwisseling krijgen kikkers en padden pootjes en longen waardoor ze ook op het land kunnen leven.

Deze gedaanteverwisseling noemen we metamorfose. 

Slide 6 - Tekstslide

Reptielen

Een krokodil is een reptiel. 
Reptielen leggen eieren.

Slangen zijn reptielen zonder poten. De huid is bedekt met schubben en ze leggen eieren.

Slide 7 - Tekstslide

De les

Slide 8 - Tekstslide

Vogels
Filmpje: Verschillende soorten veren (1.33 min)

Een vogel heeft veren. Niet slechts één soort, maar meerdere soorten voor verschillende functies; warmte, vliegvermogen, sturen en pronken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Waar of niet waar?

Alle vogels leggen eieren.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Alle vogels kunnen vliegen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Vogels hebben verschillende soorten veren.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Zoogdieren
Filmpjes: 
- Zoogdieren 1 (4.38 min)
- Zoogdieren 2 (2.06 min)

Er worden in de filmpjes 5 kenmerken genoemd van zoogdieren. 
Welke 5 kenmerken hebben zoogdieren? 


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Wat zijn de 5 kenmerken van een zoogdier?

Slide 17 - Open vraag

Wat zijn de 5 kenmerken van een zoogdier?
1. Halen adem door longen
2. Haren
3. Levendbarend (groeien in de buik van de moeder)
4. Gewervelde dieren (hebben botten)
5. Zogen (drinken melk bij de moeder)

Slide 18 - Tekstslide

Gewervelde dieren
Heb je goed opgelet? 
Dan komen nu alle diersoorten (zoogdieren, amfibien, reptielen, vissen, vogels) nog een keer voorbij. 
Bij welk dier horen de kenmerken? 

Slide 19 - Tekstslide

Gewerveld, warmbloedig, haar, longen, jongen drinken moedermelk
A
Amfibieën
B
Zoogdieren
C
Vogels
D
Vissen

Slide 20 - Quizvraag

Gewerveld, koudbloedig, kaal, longen, leggen eieren, leven eerst in het water en later op het land, veranderen van vorm
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vogels
D
Vissen

Slide 21 - Quizvraag

Gewerveld, warmbloedig, veren, longen, leggen eieren
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vogels
D
Vissen

Slide 22 - Quizvraag

Gewerveld, koudbloedig, schubben, leeft op het land, ademt door longen, legt eieren
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vogels
D
Vissen

Slide 23 - Quizvraag

Gewerveld, koudbloedig, schubben, leeft in het water, kieuwen, legt eieren
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vogels
D
Vissen

Slide 24 - Quizvraag

Evaluatie van de les

Slide 25 - Tekstslide

Noem de vijf gewervelde diersoorten die we vandaag geleerd hebben.

Slide 26 - Woordweb

5 gewervelde diersoorten
  • Zoogdieren
  • Amfibieën
  • Reptielen
  • Vogels
  • Vissen

Slide 27 - Tekstslide

Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat: 
  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op en neem ze mee
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 28 - Tekstslide