M1, 4.4 schrijven en formuleren

Vooraf/dagsluit
  • Vanaf volgende week een nieuw rooster.
  • Binnenkort toetsen op afstand.
  • Toetsen worden in It's learning gezet, inclusief leerstof. 
  • Toetsen worden een week vooraf opgegeven.
  • Maximaal 1 toets per week
  • Voor Nederlands: schrijven van een artikel (opdracht volgt nog!)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vooraf/dagsluit
  • Vanaf volgende week een nieuw rooster.
  • Binnenkort toetsen op afstand.
  • Toetsen worden in It's learning gezet, inclusief leerstof. 
  • Toetsen worden een week vooraf opgegeven.
  • Maximaal 1 toets per week
  • Voor Nederlands: schrijven van een artikel (opdracht volgt nog!)

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:
  • Je leert hoe je een alinea opbouwt;
  • Je leert hoe je een informatieve tekst schrijft
  • Je leert hoe je woorden afwisselt met verwijswoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ik heb altijd muziek opstaan als ik huiswerk maak. Door de muziek kan ik me goed concentreren op mijn werk, anders ben ik snel afgeleid. De muziek maakt me ook vrolijk en dat leert een stuk prettiger. Als ik bijvoorbeeld muziek van Armin van Buuren luister tijdens het maken van wiskundesommen, zit ik te swingen op mijn bureaustoel.

Slide 4 - Open vraag

Ik heb altijd muziek opstaan als ik huiswerk maak. Door de muziek kan ik me goed concentreren op mijn werk, anders ben ik snel afgeleid. De muziek maakt me ook vrolijk en dat leert een stuk prettiger. Als ik bijvoorbeeld muziek van Armin van Buuren luister tijdens het maken van wiskundesommen, zit ik te swingen op mijn bureaustoel.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

5W-1H?!!
Wie
Wat
Waar
Wanneer 
Waarom

Hoe

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De Formule 1 is de hoogste klasse in de autosport. Het zijn belangrijke racewedstrijden die veel publiek trekken. In de Formule 1 worden om de twee weken races gereden, de ‘Grand Prix’, op circuits over de hele wereld. De coureurs rijden in auto’s die snelheden kunnen bereiken van wel 300 kilometer per uur..

Slide 9 - Open vraag

De terugkeer van de Formule 1 in Nederland heeft alles te maken met de populariteit van Max Verstappen. Sinds de opmars van de nu 21-jarige Nederlander in de Formule 1 zijn er serieuze plannen voor een race in Nederland ontwikkeld. Chase Carey, de grote baas van Formule 1, maakte het nieuws op 11 mei bekend. ‘Zandvoort heeft een geweldige geschiedenis, de beroemdste coureurs uit de Formule 1 hebben hier gereden. Bovendien merken we de passie bij de Nederlanders voor onze sport. Ik zie vaak die 'zee van oranje' op de circuits voor Max Verstappen, dat is prachtig om te zien. En Zandvoort is een unieke plek voor een race in Europa.’ Het contract geldt voor drie jaar.

Slide 10 - Open vraag

Ondanks de verwachte komst van meer dan honderdduizend bezoekers tijdens de races, wil de organisatie streven naar een ‘groene’ race. De Nederlandse Grand Prix moet de duurzaamste ter wereld worden, onder meer door bezoekers optimaal gebruik te laten maken van het openbaar vervoer en door het gebruik van de fiets te stimuleren. Milieugroepen vrezen echter voor vervuiling en geluidsoverlast in de omgeving en verstoring van het natuurgebied bij het circuit. Wat dat betreft is er weinig veranderd.

Slide 11 - Open vraag

Welkom!
  • Log alvast in op de LessonUp, de code staat links!
  • Samen afspreken: PTD schrijven voor komende week

Slide 12 - Tekstslide

Even opfrissen: Wat is een kernzin ook alweer?

Slide 13 - Open vraag

Even opfrissen: Waar staat een kernzin meestal in een alinea?

Slide 14 - Open vraag

Even opfrissen: Wat staat er dan in de rest van de alinea?

Slide 15 - Open vraag

Doel van deze les
In deze paragraaf leer je:

  • hoe je een informatieve tekst schrijft;
  • hoe je een alinea opbouwt; 
  • hoe je woorden afwisselt met verwijswoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

5W-1H?!!
Wie
Wat
Waar
Wanneer 
Waarom

Hoe

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Woorden afwisselen: synoniemen
  • Een synoniem is een ander woord, met dezelfde betekenis: goed, juist, correct. Man, meneer. Meisje, jongedame etc.
  • Je kunt synoniemen gebruiken om je tekst afwisselend te houden.

Slide 20 - Tekstslide

Woorden afwisselen: verwijswoorden
  • Een andere manier om je woorden af te wisselen is door verwijswoorden te gebruiken.
  • Er zijn regels voor het gebruiken van verwijswoorden!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 24 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt  ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 25 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 26 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 27 - Sleepvraag

Zoek de synoniemen bij elkaar. 
individueel
knus
visite
gunstig
kolossaal
experiment
proef
enorm
alleen
bezoek
voordelig
gezellig

Slide 28 - Sleepvraag

Taak voor deze week:
  • Maak de opdrachten van paragraaf 4.4 (kijk even in de planner!) Klaar? Werk verder volgens de planner. 
  • Ik heb jullie ook al uitgenodigd voor de volgende les, de andere lessen zijn werklessen. Ik ben wel steeds bereikbaar!

Slide 29 - Tekstslide

Welkom!
- Log alvast in op de LessonUp, de code staat linksonderin.
- Herhaling van paragraaf 4.4
- Vergissing! 4.5 is voor volgende week. 

Slide 30 - Tekstslide

Doel van deze les
In deze paragraaf leer je:

  • hoe je een informatieve tekst schrijft;
  • hoe je een alinea opbouwt; 
  • hoe je woorden afwisselt met verwijswoorden.

Slide 31 - Tekstslide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 32 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 33 - Sleepvraag

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 35 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 36 - Quizvraag

Zoek de synoniemen van onderstaande woorden bij elkaar. 
meteen
standpunt
voedsel
meestal
fabeltje
direct

verzinsel 
eten 
mening
doorgaans

Slide 37 - Sleepvraag

Zoek de synoniemen
gewoon
hanteren
lekkernij
nagerecht
gebruikelijk
gebruiken
delicatesse
dessert

Slide 38 - Sleepvraag

Sleep de signaalwoorden naar het tekstverband waar ze bij horen. 
Opsomming
Volgorde van tijd
ook
eerst
vervolgens
daarnaast
dan
ten eerste

Slide 39 - Sleepvraag