thema 3 Basstof 3 Bloedsomloop (2023)

Basisstof 3
De Bloedsomloop


Blz. 145
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Basisstof 3
De Bloedsomloop


Blz. 145

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer ik deze les?

  1. Ik kan de namen van de bloedvaten in het bloedvatenstelsel benoemen
  2. ik kan uitleggen wat een dubbele bloedsomloop betekent.
  3.  ik kan uitleggen hoe de kleine bloedsomloop gaat en hoe de grote bloedsomloop gaat
  4. Wat de kleuren (rood en blauw) die aangegeven worden betekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Samenvatting vorige lessen
Waaruit bestaat bloed?
  • bloedplasma => water, opgeloste stoffen, plasma eiwitten
  • Rode bloedcellen => vervoert zuurstof
  • Witte bloedcellen => bestrijden ziekteverwekkers
  • Bloedplaatjes => zorgen voor bloedstolling

Slide 3 - Tekstslide

Welke typen bloedvaten kan je noemen?
  1. aders
  2. slagader
  3. haarvaten 

Slide 4 - Tekstslide

Wat kan je zeggen over de bouw van de typen bloedvaten?
  1. aders hebben kleppen
  2. slagaders hebben een dikke, elastische wand
  3. haarvaten zijn heel dun 

Slide 5 - Tekstslide

Bloedvatenstelsel =
orgaanstelsel van de bloedvaten en hart



je ziet allemaal rode bloedvaten.







bloedvaten en het hart 
2,5 keer omtrek aarde

Slide 6 - Tekstslide

doel:
Zuurstof en voeding naar de cellen brengen
CO2 en afvalstoffen bij de cellen ophalen

Slide 7 - Tekstslide

Op welk been staat een tatoeage? 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Mens
vis
kieuwen

Slide 10 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop
+
Grote bloedsomloop
=
dubbele bloedsomloop

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

welke stelregel is juist?
A
een slagader stroom altijd van het hart af
B
een slagader stroomt altijd naar het hart toe
C
een slagader is zuurstofarm
D
een slagader heeft kleppen

Slide 14 - Quizvraag

welke stelregel is juist?
A
een ader is zuurstofrijk
B
een ader stroomt altijd naar het hart toe
C
een ader is altijd zuurstofarm
D
een ader ligt diep in het lichaam

Slide 15 - Quizvraag

de longslagader is zuurstofrijk?
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Begrippen
bloedvatenstelsel
bloedsomloop
rechter en linker helft
kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop
dubbele bloedsomloop

Slide 18 - Tekstslide

opdrachten
blz. 145 t/m 148
opdracht 1 t/m 8+

Test jezelf 1,2 en 3

Slide 19 - Tekstslide

Welk bloedonderdeel vervoert zuurstof?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 20 - Quizvraag

Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen

Slide 22 - Quizvraag

Welk type bloedcellen kunnen door wanden heen kruipen?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 23 - Quizvraag

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 24 - Quizvraag

Welke bloedcellen bestaan niet uit hele cellen?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 25 - Quizvraag

Uit welke delen bestaat bloed?
A
bloedplasma en rode bloedcellen
B
Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes
C
Bloedcellen en water
D
Bloedplasma en bloedcellen

Slide 26 - Quizvraag

Laag A in de
reageerbuis, bevat
A
Bloedplasma
B
witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 27 - Quizvraag

Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
eiwitten
B
water
C
zouten
D
zuurstof

Slide 28 - Quizvraag


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 29 - Quizvraag

Onderdeel 2 is een...?
A
rode bloedcel
B
witte bloedcel
C
bloedplaatje
D
bloedplasma

Slide 30 - Quizvraag

Welke bloedcellen hebben een celkern?
A
Alleen witte bloedcellen
B
Alleen rode bloedcellen
C
Alleen bloedplaatjes
D
Witte en rode bloedcellen

Slide 31 - Quizvraag

opdrachten
blz. 141 t/m 148
opdracht 9 t/m 14

Test jezelf b.2 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link