BSR 28/2 2t spelling §10 en §11

Open je boek alvast op blz 240-241.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§10 Engelse werkwoorden
§11 Voltooid deelwoord
Voordat we beginnen:
WELKOM 2T
CURSUS 7
SPELLING
timer
2:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open je boek alvast op blz 240-241.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§10 Engelse werkwoorden
§11 Voltooid deelwoord
Voordat we beginnen:
WELKOM 2T
CURSUS 7
SPELLING
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

1. Verder met Cursus 7: Spelling.
2. Herhaling paragraaf 9 en 10.
3. Klassikale uitleg cursus 7
paragraaf 11.
4.  Opdrachten paragraaf 11.
5. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Tekstslide

  • Je weet hoe je Engelse werkwoorden correct spelt.
  • Je kunt voltooid deelwoorden spellen, ook als ze bijvoeglijk gebruikt worden.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij spelling

Slide 5 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden


Slide 6 - Tekstslide

In welke tijd staat de zin?
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc. 
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Is het werkwoord een persoonsvorm, voltooid deelwoord of het hele werkwoord?
2) De volgende stap is het vinden van
de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar.

Slide 8 - Tekstslide

Wie voert het werkwoord uit?
3) Na het bepalen van de tijd en de werkwoordsvorm zoek je het onderwerp. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?'  Zo weet je of je de ik-vorm, hij/zij-vorm of wij-vorm moet gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze leenwoorden net als Nederlandse woorden, en dat ziet er soms gek uit. 




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Engelse werkwoorden
  • De ik-vorm t.t. van een Engels werkwoord schrijf je meestal door -en van het werkwoord af te halen. Let op bij het woord timen:
speechen-speech, rugby-rugbyen, timen-time.
  • Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijf je een enkele medeklinker. Let op bij het woord paintball:
flossen-flos, focussen-focus, paintballen-paintball
  • Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwak, je kunt in de verleden tijd dus 't ex kofschip gebruiken.






Zo spel je




Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat?
Cursus 7 Spelling §10: Engelse werkwoorden.
Opdracht 3 en 4 (blz. 240-241).

Hoe?
Noteer alle antwoorden in je schrift.
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met leestekens.
Klaar?
Lees alvast de theorie van §12 en §13
 of  samenvatting van de groene blokjes theorie.
Samen maken
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

De regisseur ... (casten) vroeger meestal ervaren spelers voor de hoofdrollen.
A
caste
B
castte

Slide 15 - Quizvraag

Op de krantenfoto was het gezicht van de winnaar van de loterij ... (blurren).
A
geblurd
B
geblurt

Slide 16 - Quizvraag

Op de bonte avond heeft Kevin een nummer van The Beatles ... (playbacken).
A
geplaybackd
B
geplaybackt

Slide 17 - Quizvraag

Bij heel slecht weer ... (cancelen) de theatergroep morgen de openluchtvoorstelling.
A
canceld
B
cancelt

Slide 18 - Quizvraag

Tegenwoordig ... (spammen) Boaz mij met schattige foto's van zijn katten.
A
spamd
B
spamt

Slide 19 - Quizvraag

De schrijver ... (promoten) zijn nieuwste boek in allerlei praatprogramma's op tv.
A
promote
B
promootte

Slide 20 - Quizvraag

 Het voltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide

VD van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en of -n:
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren pasta gegeten.
                 Hij heeft het niet gedaan!
Bij het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden schrijf je wat je hoort. Hij heeft zijn band geplakt.

Slide 22 - Tekstslide

Dus:
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n:
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d :
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 23 - Tekstslide

Je kunt niet altijd horen of een voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt. Weet je niet of een voltooid deelwoord op een –t of –d eindigt? Gebruik dan:
  • De verlengproef (langer maken).
  • Of ’t ex kofschip.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Kenmerken voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint bijna vaak met
      ge–, be-, ver-, ont-.
  •  Een voltooid deelwoord eindigt op –en, –t of –d.
  •  Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
        De meest voorkomende hulpwerkwoorden zijn : zijn,
        hebben  en worden.
  •  het VD staat meestal achteraan in de zin.

Slide 26 - Tekstslide

VD als bijvoeglijk naamwoord
  • Een voltooid deelwoord kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord. Je  schrijft het dan  zo kort en zo eenvoudig mogelijk!

De trui is gebreid - de gebreide trui.
Het werkstuk is geprint - het geprinte werkstuk.
De toets is gemaakt - de gemaakte toets.

Slide 27 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden:
1. Wat ben je veranderd!
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gebracht.
timer
2:00

Slide 28 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 29 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 30 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 31 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 32 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis ... (gaan).

Slide 33 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ... (fietsen)

Slide 34 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes ... (snijden)

Slide 35 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 36 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 37 - Open vraag

voltooid deelwoord
van raadplegen

Slide 38 - Open vraag

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien
A
ontdooid
B
ontdooit
C
geontdooid
D
geontdooit

Slide 39 - Quizvraag

Wat?
Cursus 7 Spelling §11: Voltooid deelwoord.
Opdracht 1 t/m 5 (blz. 242-243).

Hoe?
Noteer alle antwoorden in je schrift.
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met leestekens.
Klaar?
Lees alvast de theorie van §12 en §13
 of  samenvatting van de groene blokjes theorie.
Huiswerk voor de volgende les
timer
15:00

Slide 40 - Tekstslide

  • Je weet hoe je Engelse werkwoorden correct spelt.
  • Je kunt voltooid deelwoorden spellen, ook als ze bijvoeglijk gebruikt worden.
Lesdoelen

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

De presentator ... (hebben) in een half uur al veel informatie ... (vertellen).

Slide 43 - Open vraag

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencodes:
2ta: qjffs
2tb: sgmrx
2tc: dqymz

Slide 44 - Tekstslide