Taalverzorging 1.1 Werkwoordspelling werkwoorden (1)

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt de PERSOONSVORM (=werkwoord) herkennen in de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Ik ga alvast naar huis, want ik moet leren voor de toets van morgen.
A
ga alvast leren
B
ga leren toets
C
ga alvast moet
D
ga moet leren

Slide 5 - Quizvraag

Waar herken je
een WERKWOORD
aan?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord geeft aan:
A
mens, dier of ding
B
wat iets/iemand doet of wat iets/iemand is
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets maakt

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de werkoord in deze zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Wat
B
deze
C
persoonsvorm
D
is

Slide 13 - Quizvraag

Aan de slag!

Slide 14 - Tekstslide