BijbelQuiz

Welkom bij de BijbelQuiz!
Goed om te weten
- Niet spieken
- Let op de tijd: 20 sec. / vraag
- 1 goed antwoord per vraag
- Na de vraag volgt het goede antwoord
- Meedoen: mobiel of papier
- Zelf nakijken



1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de BijbelQuiz!
Goed om te weten
- Niet spieken
- Let op de tijd: 20 sec. / vraag
- 1 goed antwoord per vraag
- Na de vraag volgt het goede antwoord
- Meedoen: mobiel of papier
- Zelf nakijken



Slide 1 - Tekstslide

1. Wie bouwde een boot op het land?
A
Sem
B
Cham
C
Noach
D
Adam

Slide 2 - Quizvraag

2. Wie was de eerste vrouw?
A
Sara
B
Rebecca
C
Eva
D
Ruth

Slide 3 - Quizvraag

3. Uit welke plaats kwam Abraham?
A
Jericho
B
Ur
C
Kana
D
Woestijn van Berseba

Slide 4 - Quizvraag

4. De sterkste man in de Bijbel
A
David
B
Goliath
C
Mozes
D
Simson

Slide 5 - Quizvraag

5. Geboorteplaats van Jezus
A
Bethlehem
B
Nazareth
C
Jeruzalem
D
Babylon

Slide 6 - Quizvraag

6. Jacob was de broer van...
A
Isaac
B
Abraham
C
Benjamin
D
Ezau

Slide 7 - Quizvraag

7. Wie doodde zijn eigen broer?
A
Jacobus
B
Judas
C
Kain
D
Abel

Slide 8 - Quizvraag

8. Hoeveel zonen had Jacob?
A
7
B
8
C
10
D
12

Slide 9 - Quizvraag

9. In welke plaats zat Bartimeüs bij de poort te bedelen?
A
Betsaïda
B
Jericho
C
Kapernaüm
D
Jeruzalem

Slide 10 - Quizvraag

10. Hoe reageren de Emmaüsgangers als ze ontdekken dat ze Jezus ontmoet hebben?
A
Ze keren terug naar Jeruzalem
B
Ze blijven in Emmaüs
C
Ze danken God in de tempel
D
Ze voegen zich bij Hem

Slide 11 - Quizvraag


11. Wat zien we hier?
A
Paleis van de farao
B
Dit schilderij gaat niet over een Bijbelverhaal
C
De toren van Babel
D
De berg Tabor

Slide 12 - Quizvraag


12. Jezus genas de schoonmoeder van Petrus. Wat mankeerde haar?
A
Verlamming
B
Koorts
C
Blind aan één oog
D
Doof

Slide 13 - Quizvraag


13. Welke profeet moest trouwen in opdracht van de Heer?
A
Jesaja
B
Hosea
C
Jeremia
D
Ezechiël

Slide 14 - Quizvraag


14. Wie was de vader van Rebekka?
A
Laban
B
Nahor
C
Betuël
D
Haran

Slide 15 - Quizvraag


15. In welke plaats veranderde Jezus water in wijn?
A
Kapernaüm
B
Kana
C
Nazareth
D
Betanië

Slide 16 - Quizvraag


16. Wie zie je hier?
A
Levi
B
Aäron
C
Abraham
D
Mozes

Slide 17 - Quizvraag


17. Wie is de oudste mens van wie de leeftijd in de Bijbel wordt vermeld?
A
Abraham
B
Seth
C
Elia
D
Methusalem

Slide 18 - Quizvraag


18. Wie is er niet in de spelonk van Machpela te Hebron begraven?
A
Sara
B
Rachel
C
Isaäk
D
Jakob

Slide 19 - Quizvraag

19. Met hoeveel man gaat Gideon uiteindelijk de strijd aan met de Midianieten?
A
32000
B
16000
C
3200
D
300

Slide 20 - Quizvraag


20. Wat was de dagelijkse kost van Johannes de Doper?
A
Sprinkhanen met honing
B
Manna met kwakkels
C
Linzensoep
D
Ongezuurd brood

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video


21. Waarmee vergelijkt Jezus zichzelf niet?
A
Water
B
Brood
C
Vuur
D
Licht

Slide 23 - Quizvraag


22. Aan wie schreef Lucas het boek 'Handelingen van de apostelen'?
A
Aan zijn vriend Jonathan
B
Aan de gemeente te Rome
C
Aan zijn leerling Timotheus
D
Aan zijn vriend Teofilus

Slide 24 - Quizvraag


23. Paulus had één groot voordeel in zijn aanvaringen met de overheid:
A
Hij had een Romeins paspoort
B
Hij was een groot Grieks filosoof
C
Hij kende de Romeinse wetten als geen ander
D
Hij was vrienden met Pilatus

Slide 25 - Quizvraag


24. Wat zijn de allerlaatste woorden van de Bijbel?
A
Amen, zo zal het gebeuren.
B
De genade van onze Heer Jezus zij met u allen
C
God zij gedankt en geloofd
D
Wordt vervolgd

Slide 26 - Quizvraag


25. Door wie wordt Mozes opgevolgd als hij sterft?
A
Kaleb
B
Aäron
C
Samuël
D
Jozua

Slide 27 - Quizvraag


26. Ter ere waarvan werd het Poeriemfeest ingesteld?
A
Herinwijding van de tempel
B
Dat het volk bevrijd werd uit Egypte
C
Dat Esther haar volk redde
D
Dat Mozes de Thora kreeg op de berg Sinaï

Slide 28 - Quizvraag


27. Waar woonde de profetes Deborah?
A
Tussen Rama en Bethel
B
Op de berg Tabor
C
In Ninevé
D
Op Patmos

Slide 29 - Quizvraag


28. Ziklag werd verwoest door...
A
de Filistijnen
B
de Edomieten
C
de Amalekieten
D
de Tyriërs

Slide 30 - Quizvraag


29. Wie hielp Jezus met het dragen van het kruis?
A
Johannes
B
Jozef van Arimathea
C
Petrus
D
Simon van Cyrene

Slide 31 - Quizvraag


30. Wie is geen schrijver van een Evangelie?
A
Marcus
B
Lucas
C
Johannes
D
Paulus

Slide 32 - Quizvraag


31. Maak dit Bijbelvers af:
'Er zijn veel sterke vrouwen...
A
maar zonder de man is een vrouw nergens'
B
maar jij overtreft ze allemaal'
C
maar je kunt beter schapen houden'
D
die wijze woorden spreken'

Slide 33 - Quizvraag

32. Wat zegt de Bijbel over de rustdag?
'Gun je voeten rust en...
A
ga naar de tempel'
B
genees de zieken'
C
drijf geen handel'
D
bid tot je God'

Slide 34 - Quizvraag


33. Wat is het kortste hoofdstuk in de Bijbel?
A
Psalm 100
B
Psalm 117
C
Spreuken 3
D
Hooglied 2

Slide 35 - Quizvraag


34. Wat betekent Immanuël?
A
Ik ben die Ik ben
B
Messias
C
Ik ben de wijnstok
D
God zelf is met ons

Slide 36 - Quizvraag


35. Wat betekent 'Hallelujah'?
A
Hoera!
B
Eindelijk!
C
Prijst God!
D
Jezus redt!

Slide 37 - Quizvraag


36. Wat zie je hier?
A
Jezus eet met de discipelen na zijn opstanding
B
Jezus aan tafel bij de Farizeeërs
C
Het feestmaal van Belsazar
D
Het laatste avondmaal

Slide 38 - Quizvraag


37. Welke bomen staan er in de hof van Getsemane?
A
Cederbomen
B
Loofbomen
C
Olijfbomen
D
Slagbomen

Slide 39 - Quizvraag

38. Maak dit Bijbelvers af:
'Je kunt beter in de woestijn wonen...
A
dan ruzie maken met je buren'
B
dan weigeren je handen te gebruiken'
C
dan samenleven met een humeurige vrouw'
D
dan als de goddelozen je geld verkwisten'

Slide 40 - Quizvraag

39. Saul verstopte zich tussen de bagage van de Israëlieten als het lot hem aanwijst als koning
A
Dit is waar
B
Niet waar, hij verstopte zich tussen de dieren
C
Dat weten we niet want de Bijbel zegt hier niets over
D
Niet waar, dit was Hizkia

Slide 41 - Quizvraag


40. Ik heb deze Quiz gewonnen!
A
Dat hoop ik stiekem wel...
B
Nee dat denk ik niet
C
We zijn allemaal winnaars!
D
Ja! Dat is een zeker weten en een vast vertrouwen

Slide 42 - Quizvraag