36. Thema 5, week 1 Les 2 Voltooid deelwoord

Wat is waar?
A
de persoonsvorm is altijd een werkwoord
B
de persoonsvorm is altijd een persoon
1 / 51
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is waar?
A
de persoonsvorm is altijd een werkwoord
B
de persoonsvorm is altijd een persoon

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het persoonsvorm?

Slide 4 - Open vraag

Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin, ook de persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het gezegde?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het gezegde?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het gezegde?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van het onderstreepte woord?
A
zijn
B
was
C
ben

Slide 9 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Ik weet wat een voltooid deelwoord is
  • Ik kan een voltooid deelwoord juist schrijven

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 12 - Quizvraag

Kijk naar de onderstaande zinnen
Ik heb brood gegeten.
Piet heeft de pop gemaakt.
Saskia heeft de fiets gemaakt.
Jan is naar Enschede gegaan.

Slide 13 - Tekstslide

Ahhh ik weet het al......
Als je wil vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is.
Dus je vertelt iets in de verleden tijd. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

voorbeelden:
fietsen:    gefietst
verhuizen:  verhuisd
bellen: gebeld
verpakken: verpakt
vragen: gevraagd

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

HET VOLTOOID DEELWOORD

- heeft altijd een ander werkwoord nodig

- begint vaak met ge- (soms met be-. her- , ont- of ver-)

- eindigt op -en of op en -d of -t


Dat hebben de jongens mooi gemaakt

Schiet op! De les is al begonnen

Bijvoorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 23 - Open vraag

HET VOLTOOID DEELWOORD  

laatste letter: -t of een -d


Gebruik de verlengproef om te horen of je

een -t of een -d aan het eind  moet schrijven.


Je maakt het voltooid deelwoord met een t-klank langer met -e.

Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.



Slide 24 - Tekstslide

VOORBEELD

verdient of verdiend?


Langer maken met -e: verdiende


Je hoort een -d, dus je schrijft VERDIEND


Hij heeft zijn geld eerlijk verdiend

Slide 25 - Tekstslide

VOORBEELD

gemaakt of gemaakd?


Langer maken met -e: gemaakte


Je hoort een -t, dus je schrijft GEMAAKT


Heeft Julia haar fiets al gemaakt?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 30 - Open vraag

Wat is hier het voltooid deelwoord?


Ze hebben gisterenavond samen macaroni gegeten
A
Ze
B
Hebben
C
Macaroni
D
Gegeten

Slide 31 - Quizvraag

Kies de juiste vorm: verhuizen


De buurman heeft zijn spullen .....
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord? -


De gebraden kip is erg lekker geworden.
A
gebraden
B
gebraden & geworden
C
geworden
D
Er is geen voltooid deelwoord.

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
A
bereikt
B
bereikd
C
bereken

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het volooid deelwoord van:

antwoorden
A
geantwoord
B
geantwoordt
C
geantwoort
D
beantwoord

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

vertellen
A
geverteld
B
verteld
C
vertelt
D
gevertelt

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

beleven
A
gebeleefd
B
gebeleeft
C
beleeft
D
beleefd

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

begraven
A
begraaft
B
begraafd
C
begraven
D
gebegraafd

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

sponzen
A
gesponst
B
gesponsd
C
gesponzen

Slide 39 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

verven
A
geverft
B
geverfd
C
gevervt
D
gevervd

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd
C
verjaagd
D
verjaagt

Slide 41 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:

Er is deze week veel ...........(gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeurde

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

knutselen
A
verknutseld
B
geknutseld
C
knutselde
D
knutsel

Slide 43 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:

Het vliegtuig is veilig .......(landen)
A
gelandt
B
gelant
C
geland
D
gelanden

Slide 44 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Slide 45 - Open vraag

Voltooid deelwoord:

halen

Slide 46 - Open vraag

Voltooid deelwoord:

branden

Slide 47 - Open vraag

Voltooid deelwoord:

volgen

Slide 48 - Open vraag

Voltooid deelwoord:

snijden

Slide 49 - Open vraag

Slide 50 - Link

Spelling
Groep 7: Thema 5 - week 1 -
les 2

Groep 8: Thema 5- week 1 -
les 1B

Slide 51 - Tekstslide