Oefenen hfdst 14










Kuitspierreflex
Wanneer iemand staat, kan een geringe beweging tot gevolg hebben dat het lichaam iets naar voren helt. Dan worden de kuitspieren, die aan de achterkant van de onderbenen liggen, iets uitgerekt. Deze uitrekking veroorzaakt een reflex die leidt tot het samentrekken van deze kuitspieren. Hierdoor wordt de oorspronkelijke houding van het lichaam hersteld. Deze reflexboog heet de kuitspierreflex.

Vraag: de bewegingszenuw in deze reflexboog behoort tot:

A
het animale zenuwstelsel
B
het orthosympatische deel van het autonome zenuwstelsel
C
het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les










Kuitspierreflex
Wanneer iemand staat, kan een geringe beweging tot gevolg hebben dat het lichaam iets naar voren helt. Dan worden de kuitspieren, die aan de achterkant van de onderbenen liggen, iets uitgerekt. Deze uitrekking veroorzaakt een reflex die leidt tot het samentrekken van deze kuitspieren. Hierdoor wordt de oorspronkelijke houding van het lichaam hersteld. Deze reflexboog heet de kuitspierreflex.

Vraag: de bewegingszenuw in deze reflexboog behoort tot:

A
het animale zenuwstelsel
B
het orthosympatische deel van het autonome zenuwstelsel
C
het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel

Slide 1 - Quizvraag


In een zenuwcel heerst een ladingsverschil tussen binnen- en buitenzijde van de cel.

Welke bewering over de membraan van deze zenuwcel is juist?

A
De buitenzijde is positief en de binnenzijde positief
B
De buitenzijde is positief en de binnenzijde negatief
C
De buitenzijde is negatief en de binnenzijde negatief
D
De buitenzijde is negatief en de binnenzijde positief

Slide 2 - Quizvraag



De hoeveelheid neurotransmitter die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht is niet constant.

Waarvan is de hoeveelheid transmitter afhankelijk?
A
van de frequentie waarmee impulsen aankomen
B
van de herkomst van de aankomende impulsen
C
van de sterkte van de aankomende impulsen
D
van de sterkte van de actiepotentiaal van de zenuwcel vóór de synaps

Slide 3 - Quizvraag


Oudere mensen kunnen dikwijls alleen wanneer ze de krant met gestrekte armen voor zich houden, deze zonder bril lezen.

Welke van de genoemde veranderingen kan daarvan de oorzaak zijn?

A
het troebel worden van het hoornvlies
B
het troebel worden van de lens
C
het verminderen van de elasticiteit van de lens
D
het groter worden van de afstand tussen netvlies en lens

Slide 4 - Quizvraag



Tot welke groep receptoren behoort een smaakzintuigcel?
A
chemische receptoren
B
lichtreceptoren
C
mechanische receptoren
D
pijnreceptoren

Slide 5 - Quizvraag


Jill is astronoom. Als zij door een telescoop naar een lichtzwakke ster kijkt, focust zij net even opzij van die ster. Het licht valt dan niet op de gele vlek, maar op het netvlies daarnaast. Door deze truc kan Jill lichtzwakke sterren toch waarnemen.

Wat is de juiste uitleg hiervan?
A
Het licht valt dan meer door de randen van de ooglens, zodat de lichtsterkte minder afneemt
B
Het licht valt op de kegeltjes naast de gele vlek, waardoor zwak licht wordt waargenomen
C
Het licht valt op de rand van de blinde vlek, waar de lichtgevoeligheid optimaal is.
D
Het licht valt op de staafjes buiten de gele vlek, die gevoelig zijn voor lage lichtsterkte

Slide 6 - Quizvraag

Een lichtstraal valt op het oog.

Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.

Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer

Slide 7 - Sleepvraag

Juist 
Onjuist
Straalvormig lichaam
In het straalvormig lichaam zitten spiertjes.
Vier leerlingen doen een uitspraak over die spiertjes. Bepaal of de uitspraak juist of onjuist is en sleep naar het bijbehorende vak:

Elle: "Die spiertjes regelen de grootte van de pupil."
Joeri: "Die spiertjes regelen de spanning van de lensbanden."
Karlijn: "Die spiertjes spelen een rol bij het accommoderen."
Wolf: “Die spiertjes zijn kringvormig’.”

Slide 8 - Sleepvraag


Studeren
Terwijl Peter zit te studerenvoor een proefwerk is het langzaam donkerder geworden. Hij heeft zijn bureaulamp aangedaan, maar de rest van de kamer is niet verlicht. Plotseling kijkt Peter op van zijn boeken. Zijn ogen accommoderen, maar het lukt niet om de poster die vier meter van hem afhangt scherp waar te nemen.

Welke gebeurtenissen vinden plaats in de ogen van Peter op het moment dat hij van zijn
boeken opkijkt en zijn ogen op de poster richt? 

A
Zijn pupillen worden groter en zijn lenzen worden boller.
B
Zijn pupillen worden groter en zijn lenzen worden platter.
C
Zijn pupillen worden kleiner en zijn lenzen worden boller.
D
Zijn pupillen worden kleiner en zijn lenzen worden platter.

Slide 9 - Quizvraag


Glucoseconcentratie van het bloed
In diagram 1  is weergegeven hoe de glucoseconcentratie van iemands bloed varieerde gedurende een etmaal. Ook is aangegeven op welke tijden deze persoon een maaltijd nuttigde.
Gedurende hetzelfde etmaal is de concentratie van hormoon P in het bloed van deze persoon gemeten. Hormoon P speelt een rol bij de regeling van de glucoseconcentratie van het bloed. Deze gemeten waarden zijn uitgezet in diagram 2. Ook in dit diagram is aangegeven op welke tijden deze persoon een maaltijd nuttigde. Geef de naam van hormoon P.


Slide 10 - Open vraag


Ernstige val 
Een marathonschaatser kwam zeer ernstig ten val op de ijsbaan. Hij raakte daarbij erg hard de boarding om de baan. Het gevolg was een dwarslaesie: onder in de rug ter hoogte van de heiligbeenwervels was het ruggenmerg gebroken. 
Welke gevolgen heeft deze dwarslaesie voor het gevoel in de benen van de schaatser? En welke gevolgen heeft deze dwarslaesie voor het bewegen van de benen van de schaatser?

Slide 11 - Open vraag


Een honkbal slagman staat klaar voor de bal die gegooid gaat worden door de pitcher 
Hij kijkt goed naar de pitcher en naar de bal. Aan de hand van deze gegevens beslist hij hoe hij de bal gaat slaan. 
-  Welke zintuigcellen worden hierbij geactiveerd en sturen een impuls naar de hersenen? 
-  En wat is de prikkel die deze zintuigcellen activeert?

Slide 12 - Open vraag


Leden van een Japanse sekte verspreidden een aantal jaren geleden het zenuwgas Sarin in de metro van Tokio. Een aantal mensen vond de dood.
In de synaptische spleet worden zorgen neurotransmitters voor de impulsoverdracht van de ene naar de andere zenuwcel. Sarin is een zenuwgas, behorende tot de organofosfaten. Deze stoffen remmen de werking van een belangrijk enzym in de synaptische spleet, dat een neurotransmitter als acetylcholine in de normale situatie afbreekt. 
Zorgt Sarin voor remming van de impulsoverdracht tussen 2 zenuwcellen? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag



Je kunt verschillende typen klieren onderscheiden.

Wat is het verschil in de afvoer van stoffen tussen een exocriene en een endocriene klier?

Slide 14 - Open vraag


Hersenbloeding
Een man kijkt recht naar een foto van een plant op de muur recht voor hem. Vanuit de man gezien 1 meter naar links van die foto hangt een foto van een dier. Door een hersenbloeding blijken bij hem de impulsen uit het linkeroog, opgewekt door de foto van het dier, geen beelden meer te vormen in de hersenen.

Bepaal met behulp van bron 6 in welke hersenhelft zich de bloeding heeft voorgedaan. 

Slide 15 - Open vraag


Nachtblindheid
Karin kan niet in het donker wandelen of fietsen. Zij lijdt aan nachtblindheid. Doordat in bepaalde cellen van haar netvlies niet genoeg van de stof rodopsine aangemaakt wordt, kan zij in het donker en schemerdonker niet goed zien.
In welke cellen in het netvlies van nachtblinde mensen wordt te weinig rodopsine aangemaakt? Leg je antwoord uit. 

Slide 16 - Open vraag