Basisstof 6: spieren en beweging

Basisstof 6: spieren en beweging
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Basisstof 6: spieren en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan/ken je:

  •  3 soorten spierweefsels en hun overeenkomsten/verschillen.
  • De bouw en werking van spieren beschrijven.
  • De effecten van training en dopinggebruik uitleggen.


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan/ken je:

  •  3 soorten spierweefsels en hun overeenkomsten/verschillen.
  • De bouw en werking van spieren beschrijven.
  • De effecten van training en dopinggebruik uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

In welke Binas tabel staan de type spierweefsel? Hoe heten die drie?

Slide 4 - Open vraag

3 typen spierweefsel                                      Binas 80E                                                                  

Slide 5 - Tekstslide

Glad spierweefsels
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel of hormonen

Komt voor in:
buisvormige of holle organen

Slide 6 - Tekstslide

Dwarsgestreept
spierweefsel 
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skeletspieren
  2. huidspieren

Slide 7 - Tekstslide

    hartspierweefsel                                  
kenmerken van zowel glad als dwarsgestreept.

geïnnerveerd door autonoom zenuwstelsel

Raakt niet vermoeid 

Slide 8 - Tekstslide

Zet de volgende woorden op de juiste plek:
Bevat glad spierweefsel
Bevat dwarsgestreept spierweefsel
Aorta
Armbuigspier
Baarmoeder
Blaas
Buikspieren
Dijspier
Eileiders
Kauwspieren
Kuitspier
Urinewegen
Zaadleiders

Slide 9 - Sleepvraag

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan/ken je:

  •  3 soorten spierweefsels en hun overeenkomsten/verschillen.
  • De bouw en werking van spieren beschrijven.
  • De effecten van training en dopinggebruik uitleggen.


Slide 10 - Tekstslide

Welke type spierweefsel vinden we in de skeletspieren?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zitten skeletspieren vast aan de botten?

Slide 12 - Open vraag

Skeletspieren
Motorisch eindplaatje:
het uiteinde van een vertakt axon 
van een bewegingszenuwcel

Motorische eenheid:
alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan
 met één bewegingszenuwcel

Spier
spierbundel
spiervezel
spierfibril

Slide 13 - Tekstslide

Spierfibrillen
Tussen de fibrillen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels.

Een spierfibril bestaat uit 2 soorten eiwitdraden, die filamenten heten.
  • Myosine (donkere band)
  • Actine (lichte band)

Door impulsen schuiven actine en myosine in elkaar, daardoor wordt de spiervezel korter.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Spieren werken samen.

Elke spier heeft een antagonist: een spier die de tegenovergestelde beweging maakt. 

Buigspieren en strekspieren. 

Beide typen zijn ook nodig om houding te kunnen vasthouden. 

Slide 16 - Tekstslide

Waarom liggen er veel mitochondriën en glycogeenkorrels tussen de fibrillen?

Slide 17 - Open vraag

Zet van groot naar klein:
filament - spier - spierbundel - spierfibril - spiervezel

Slide 18 - Open vraag

Hoe noem je de eiwitdraden waaruit een spierfibril bestaat?
A
actines
B
filamenten
C
myosines
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quizvraag

Een skeletspier trekt samen. Het gevolg ... de lengte van de actinefilamenten verandert niet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn antagonisten
A
Spieren met een zelfde werking
B
Spieren met een tegenovergestelde werking

Slide 21 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan/ken je:

  •  3 soorten spierweefsels en hun overeenkomsten/verschillen.
  • De bouw en werking van spieren beschrijven.
  • De effecten van training en dopinggebruik uitleggen.


Slide 22 - Tekstslide

sporten en spieren
Krachttraining:
+ spiercellen, myofibrillen en filamenten

duurtraining:
+ doorbloeding



Sporten en spieren

Slide 23 - Tekstslide

Doping 

Anabole steroïden: 
vergelijkbare werking als testosteron
 +spiervorming
+rode bloedcellen

erytropoëtine (EPO) : 
+ rode bloedcellen

Slide 24 - Tekstslide

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 25 - Quizvraag

De spieren in je dunne darm bestaat uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een motorische eenheid?
A
Een soort motorclub
B
Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
C
Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken

Slide 27 - Quizvraag

Vul exit ticket in

Slide 28 - Tekstslide