Leerjaar 2 VOA Economie en handel H1 les 2 Werken in een warenhuis

H1 les 2 
Werken in een warenhuis
+ toets (8 vragen met 10 punten)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1 les 2 
Werken in een warenhuis
+ toets (8 vragen met 10 punten)

Slide 1 - Tekstslide

De vorige les:
-Noem 3 afdelingen van een warenhuis

Slide 2 - Tekstslide

soorten kledingstukken
-T-shirts
-blouses, rokken, sokken
-broeken, jurken, stropdassen
-truien, riemen, hemdjes, schoenen
-jassen, mutsen, sjaals

Slide 3 - Tekstslide

-In het warenhuis is een grote kledingafdeling
-Daar liggen allerlei kledingstukken
-Sommige kleding hangt in rekken
-Sommige kleding ligt in stapeltjes

Slide 4 - Tekstslide

-klanten pakken kledingstukken uit rekken en van stapeltjes om het beter te kunnen bekijken
-Hier worden de stapeltjes slordig van, niet netjes meer
-Daarom moet jij regelmatig de kledingstukken opnieuw vouwen en stapelen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

kledingmaten
-Kleding stapel je op maat
-Maten lopen op in getal
-Bv. maat 36, dan 38, daarna 40 etc.
-Je hebt ook: XS, S, M, L en XL
S= Small, M= Medium, L= Large  etc.
-De grootste maat komt onder op de stapel, De kleinste bovenop.

Slide 7 - Tekstslide

Vragen van klanten beantwoorden
-Als een klant binnenkomt, begroet je hem
-Dat geeft de klant een prettig gevoel
-Als de klant iets vraagt, geef je een beleefd antwoord
-Als je het niet weet, haal je er iemand bij want de klant moet wel geholpen worden.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe begroet je een klant?
-Dit doe met: Goedemorgen/middag/avond, meneer/mevrouw
-Tegen een klant die jonger is hoef je geen meneer/mevrouw te zeggen
-Je kunt beter niet populair doen, dus je zegt geen "hoi" of "hee".

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Noem 4 verschillende soorten kledingstukken. (2 punten)

Slide 11 - Open vraag

Je kunt kleding op 2 manieren in de winkel aanbieden/presenteren. Noem ze. (2 punten)

Slide 12 - Open vraag

Waarom moet je vaak kleding vouwen in de winkel?
A
Om het goed te leren
B
Omdat je het leuk vindt om te doen
C
Omdat de klanten dit willen
D
Omdat er vaak iets uit de stapel getrokken wordt en het weer netjes moet worden

Slide 13 - Quizvraag

Welke kledingmaat is het kleinst?
M, of XL of S of XS?

Slide 14 - Open vraag

Welke maat ligt onder op de stapel?
A
maat 36
B
maat 38
C
maat 40
D
maat 42

Slide 15 - Quizvraag

Wat doe je als een klant jou iets vraagt en je weet het antwoord niet?

Slide 16 - Open vraag

Het is 10:00 's ochtends. Er komt een vrouw met 2 kinderen de winkel binnen. Hoe begroet je haar?
A
Je zegt: Hoi!
B
Je zegt niets.
C
Je zegt: Goedemorgen, mevrouw!
D
Je zegt: Hèhè, je bent de eerste klant vandaag.

Slide 17 - Quizvraag

Ziet dit er netjes uit?
Waardoor komt dat?

Slide 18 - Open vraag