Medicatie (basisinformatie)

                                Basiskennis 
                                                    medicatie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

                                Basiskennis 
                                                    medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van medicijnen
- preventief/profylactisch
- curatief/causaal
- symptomatisch (placebo)
- diagnostisch

Slide 2 - Tekstslide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking)

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





Slide 3 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Vormen van medicijnen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamgeving medicatie
chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
(Para-acetylaminofenol)

stofnaam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

merknaam = fantasienaam verzonnen 
door fabrikant

Slide 5 - Tekstslide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken
Toedieningswegen
- enteraal = 
via het maag-darmstelsel 

- parenteraal = 
via injectie/infuus 

-topisch = 
via de huid en alleen lokaal/plaatselijk
 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen
- oraal 
-rectaal
- sublinguaal
- injectie (subcutaan, intraveneus, intramusculair, intra-articulair, intra cardiaal, intralumbaal en epiduraal)
- inhalatie
- transdermaal
-vaginaal


Slide 7 - Tekstslide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




Contra-indicatie
Een reden om het medicijn NIET te gebruiken omdat het medicijn een aandoening of ziekte verergert.

absoluut = absoluut niet geven

relatief = oppassen bij het geven

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij verhuizing van de cliënt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewaren van medicatie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd in originele verpakking
< Baxter 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering *
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid

Slide 12 - Tekstslide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips medicatieveiligheid
  • Voel je je bekwaam in voorbehouden en risicovolle handelingen?
  • Wees je bewust van de risico’s in het medicatieproces
  • Noteer afspraken over medicatie toedienen in het zorgplan
  • Als zorgmedewerker heb je een signalerende functie
  • Zorg voor een duidelijke toedienlijst en actueel medicatieoverzicht

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Let op dat de medicijnen goed bewaard worden
  • Zorg ervoor dat je ongestoord kunt werken met medicatie
  • Dubbele controle van risicovolle medicijnen is voor de veiligheid van de cliënt
  • Meld altijd medicatiefouten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies