Straattaal vs schooltaal

Straattaal  en schooltaal
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Straattaal  en schooltaal

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je: 

- wat straattaal is
- wat schooltaal is
- waarom schooltaal belangrijk is 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Straattaal
Straattaal is een taal die ontstaan is door woorden uit verschillende culturen en talen.
Zo zitten er veel Arabische woorden in.
Vaak worden woorden afgekort of samengevoegd.
Zo ontstaat er een compleet nieuwe taal.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
Een voorbeeld daarvan is 'kifesh', dit betekent 'hoe' in het Arabisch. Ook is een groot deel afkomstig uit het Surinaams. 'Fakka' is een veelgebruikt woord in de straattaal.
Dit is een afkorting van 'fawaka', wat 'hoe gaat het?' betekent in het Surinaams.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'wakka'?
#straattaal
A
lopen
B
wakker
C
bewaker
D
wedstrijd

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'mattie'?
#straattaal
A
vriend
B
deurmat
C
vechten
D
pruik

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'planga'?
#straattaal
A
plank
B
bril
C
skipiste
D
plankgas

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'barkie'?
#straattaal
A
blaffen
B
café
C
blikje
D
100 euro

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'doekoe'?
#straattaal
A
zakdoek
B
feest
C
geld
D
boerderij

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'waggie'?
#straattaal
A
auto
B
poging
C
snoepje
D
risico

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'patta'?
#straattaal
A
friet
B
pet
C
paadje
D
schoen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'fattoe'?
#straattaal
A
vuist
B
grapje
C
klap
D
dikzak

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'osso'?
#straattaal
A
soep
B
koe
C
huis
D
ezel

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent de volgende zin?

"Se sua, rennen die skotoes komen!"
A
Hey maat, rennen de politie komt eraan!
B
Zeg eens wat, anders ga ik ervandoor!
C
Zeg zus, rennen want het eten wordt zo bezorgd!
D
Zo broer, rennen want die scooters komen.

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
Je krijgt zo een filmpje te zien.
Wat zeggen deze bejaarden?

Maak voor dit filmpje de ondertiteling in Algemeen Nederlands (AN).


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Schooltaal

De taal van de school heet ook wel schooltaal.
Dit is vooral geschreven taal, maar je gebruikt het ook tijdens de lessen op school.

Denk bijvoorbeeld aan woorden als: 
noteren, aankruisen, paragraaf , decimaal


Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn schooltaalwoorden?
Dit zijn woorden die specifiek in onderwijsleersituaties worden gebruikt. Leerlingen moeten op school niet alleen vakbegrippen (vaktaalwoorden) als 'zandverstuiving' en 'wolkbreuk' leren, maar ook meer algemene abstracte begrippen als 'functie', 'gevolg van' enzovoort.

Deze woorden worden schooltaalwoorden genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Je krijgt woordenlijsten met daarop schooltaal.
Elke woordenlijst hoort bij een schoolvak.

Lees de lijsten door en bepaal bij welk schoolvak de woordenlijsten horen.


Slide 23 - Tekstslide