Herhaling woordsoorten TL3

'Syl stuurt kerstkaarten naar veel eenzame ouderen. '
Kerstkaarten = een...
A
Lidwoord
B
Voorzetsel
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijwoord
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

'Syl stuurt kerstkaarten naar veel eenzame ouderen. '
Kerstkaarten = een...
A
Lidwoord
B
Voorzetsel
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijwoord

Slide 1 - Quizvraag

'Syl stuurt kerstkaarten naar veel eenzame ouderen. '
Veel = een...
A
Voegwoord
B
Voorzetsel
C
Bijwoord
D
Telwoord

Slide 2 - Quizvraag

'Syl stuurt kerstkaarten naar veel eenzame ouderen. '
eenzame = een...
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 3 - Quizvraag

'Morgen is het zaterdag, dus dan moet ik voetballen.'
Morgen = een...
A
Telwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Bijwoord

Slide 4 - Quizvraag

'Morgen is het zaterdag, dus dan moet ik voetballen.'
dus = een...
A
Voegwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Bijwoord

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling woordsoorten
Je kunt de volgende woordsoorten benoemen in een zin of tekst: 
  • werkwoord (ww)
  • lidwoord (lw)
  • zelfstandig naamwoord (zn)
  • bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • telwoord (tw)
  • voorzetsel (vz)
  • bijwoord (bw)
  • voegwoord (vw)

Slide 6 - Tekstslide

werkwoord & lidwoord
Werkwoord (ww) = iets of iemand doet iets of overkomt iets, heeft verschillende vormen.

Lidwoord (lw) = de, het, een = staat voor een zn

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
- mens, dier, plant of ding (namen)
- je kunt het meestal:
  1.  in het meervoud zetten
  2. een verkleinwoord van maken
  3. een lidwoord voor zetten

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- vertelt iets over een zn
- kan voor en achter een zn staan
- is soms van een ww gemaakt
- stoffelijk bn zeggen van welk materiaal iets is gemaakt

Slide 9 - Tekstslide

Telwoord (tw)
- Geeft een hoeveelheid of volgorde aan

Normaal ben ik niet als laatste aan de beurt.
Ik heb nog 20 euro in mijn portemonnee 

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoord (bw)
- plaats
-tijd
-vraagwoorden
- overige woorden (misschien, nog etc.)

Ik kan morgen heel misschien blijven slapen.

Slide 11 - Tekstslide

Voegwoord (vw)
- verbinden woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar.

Sara wil dit weekend erg graag naar een feestje, maar ze mag niet van haar ouders. 

Slide 12 - Tekstslide