2.1 Handel en nijverheid in de republiek

§2.1 handel en nijverheid in de Republiek
vervolg
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

§2.1 handel en nijverheid in de Republiek
vervolg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


H2 De Gouden Eeuw

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2.1 handel en nijverheid in de Republiek

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt een beschrijving geven van de economie van de Republiek.
  • Je kunt uitleggen hoe de economie van de Republiek onderdeel werd van de wereldeconomie en welke rol de VOC  en de WIC daarbij speelden
  • Je kunt een verband leggen tussen de driehoekshandel, de slavenhandel en de plantageslavernij

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gouden Eeuw
van Nederland

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat ging er vooraf?
  • De Nederlandse Opstand (Tachtigjarige Oorlog) tegen Spanje
    1568-1648

  • verder zonder koning Filips II

  • Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588)



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economie Republiek
  • Na 1450: Hollandse steden nemen Oostzeevaart over
  • 1540: A'dam uitgegroeid tot grote markt voor graan en hout
  • Maar... Antwerpen nog de belangrijkste handelsstad 
  • Val Antwerpen in 1585 --> vluchtelingen naar Republiek -->  namen kennis, macht en geld mee

Slide 8 - Tekstslide

Wol/laken: uit schotland en vlaanderen
Zuivelproducten: uit nl, want veel velden en ruimte voor vee, maar te nat en niet ideaal voor graansoorten.
 Oostzeevaart
  • Handel met gebieden rond de Oostzee, in Scandinavië

  • hout en graan
  • Laken(/wol) en zuivelproducten

Slide 9 - Tekstslide

Wol/laken: uit schotland en vlaanderen
Zuivelproducten: uit nl, want veel velden en ruimte voor vee, maar te nat en niet ideaal voor graansoorten.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaanse furie (Antwerpen)
  • Spanje was bankroet! (geld was op)
  • Soldaten konden niet meer betaald worden. (Sommige soldaten waren al 2.5 jaar niet meer betaald)
  • Boze soldaten gingen plunderen in steden zoals Antwerpen en Maastricht.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blokkade van de Schelde
--> Helemaal afgezet!

Slide 12 - Tekstslide

Nederlanders sloten de schelde af. Alle goederen moesten langs zeeland. Zo kon er ook goed gecontroleerd worden dat er geen wapens of smokkelwaar bij zat. Ook kon hier ook meer tol op gegeven worden waardoor de Nlers hier rijker van werden. 

Niet erg handig voor de handelaren die in Antwerpen woonden. Vertrokken veel naar Amsterdam 

De economie van de Republiek
  • Rond 1600 snelle ontwikkeling Hollandse handel en nijverheid
    --> Meeste geld wordt verdiend met handel: handelskapitalisme 
  • Ingekochte goederen tijdje opslaan, doorverkopen als je veel winst kan halen. 
  • Plaats waar goederen werden opgeslagen: stapelmarkt

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les 
  • Leerdoelen 
  • Even terugblikken naar vorige les
  • Vervolg uitleg §2.1
  • Maken opdrachten §2.1

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt een beschrijving geven van de economie van de Republiek.
  • Je kunt uitleggen hoe de economie van de Republiek onderdeel werd van de wereldeconomie en welke rol de VOC  en de WIC daarbij speelden
  • Je kunt een verband leggen tussen de driehoekshandel, de slavenhandel en de plantageslavernij

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

16e eeuw
  • Spanjaarden + Portugezen ontdekken nieuwe handelsroutes en werelddelen
  • Handelen in:
    - Rietsuiker, cacao, koffie en tabak uit Amerika
     - Specerijen uit Azië
  • wereldeconomie 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOC
  • De Republiek wilde dit ook
  • Eerst: verschillende kleine compagnieën naar Azië.
    Later gaat dit op in 1 grote:

    VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom?

  • samen tegen andere landen

  • concurrentie tussen Nederlanders onderling vermijden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOC
• Handelswaar: specerijen
• Handelsmonopolie Azië (alleen zij mogen daar handelen)
• Forten + handelsposten bouwen
• Verdragen sluiten
• Oorlog voeren (veel geweld!)


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oprichting WIC

  • WIC = West-Indische Compagnie 
  • 1621
  • Handelsmonopolie west Afrika en Amerika
  • Kaapvaart, VOC deed dit niet.
  • Minder succesvol dan VOC
  • driehoekshandel 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechten VOC + WIC
  1. Handelsmonopolie 
  2. Forten + handelsposten bouwen
  3. Verdragen sluiten met vorsten
  4. Oorlog voeren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WIC
  • Slavenhandel:
    Afrikanen werden naar Amerika gebracht om te werken op de plantages
  • Producten van de plantages naar Europa gebracht + verkocht
  • Met geld wapens/buskruit/textiel kopen en weer verkopen in Afrika in ruil voor slaven.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slavernij tijdens de koloniale tijd

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Waarom slavernij?


  • Veel plantages lagen in Zuid-Amerika en waren bezit van Europeanen
  • Plantageprducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker, zijn erg populair in Europa
  • Om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig.
  • De oorspronkelijke bewoners van dit gebied waren volgens de Europeanen 'ongeschikt' voor deze arbeid...of al uitgemoord in de eeuwen ervoor...



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Transatlantische slavenhandel

  • Europese handelaren namen producten, zoals munitie, wapens en alcohol mee naar Afrika.
  • Daar werden ze door Afrikaanse stammen geruild tegen slaven: dit waren meestal gevangen genomen leden van andere Afrikaanse stam. 
  • Deze slaven werden vervolgens vervoerd naar slavenmarkten in Zuid-Amerika





De afbeelding laat zien op welke wijze slaven werden vervoerd op een slavenschip. Dergelijke tekeningen werden meestal gemaakt om aan te geven op welke vreselijke manier de slaven werden vervoerd. Deze tekening is gemaakt in opdracht van een commissie van de Engelse regering.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan boord van een slavenschip

  • Vervoer en behandeling van de tot slaaf gemaakte mensen was vreselijk
  • Slaven werden vaak naakt en geketend aan elkaar vervoerd
  • Onhygiënische en ziekmakende omstandigheden leidden vaak tot de dood
  • Dode slaven werden, zonder enige vorm van respect, overboord gegooid.
  • Een slavenschip kon je soms op 5 zeemijlen (9 kilometer) afstand ruiken







Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slavenmarkten

  • De slaven die het overleefden werden verkocht op slavenmarkten
  • Daar werden de slaven 'opgepoetst' om er goed uit te zien.
  • Slaven waren niet goedkoop: ongeveer 200 gulden. Dat zou tegenwoordig ongeveer €2000 zijn. Voor die tijd waren dit enorme bedragen.
  • ...maar eigenlijk kocht je dus een mens voor een paar duizend euro...







Fort Elmina in Ghana, Afrika, was het fort waar vanuit Afrikaanse slaven werden 'ingekocht' en 'verscheept' naar Zuid-Amerika. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Oostzeevaart?
A
Handel tussen Nederland en het Oostzeegebied
B
Handel tussen Azië en Amerika
C
Handel tussen Nederland en Scandinavië
D
Handel vanuit de Oostzee

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar handelde men in de Oostzeevaart in?
A
Wapens en textiel
B
Specerijen
C
Graan en hout
D
Slaven, goud en zilver

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De VOC had een aantal rechten. Wat zijn rechten van de VOC?
A
De VOC mocht oorlog voeren
B
De VOC mocht verdragen sluiten
C
De VOC mocht forten bouwen
D
De VOC mocht als enige handel drijven met Azië

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WIC staat voor
A
West-Indië compagnie
B
Wereld-Indië Compagnie
C
West-Indische Compagnie
D
West Oost-Indische Campagne

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past NIET bij de WIC?
A
1621
B
Slavenhandel
C
Monopolie
D
Specerijen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Driehoekshandel: Sleep de zinnen naar het goede land.
West - Afrika
Amerika
De Nederlanden
Hier werden de slaven verkocht.
Hier werden de slaven gekocht.
Rietsuiker en tabak, koffie, katoen, rum.

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de twee overeenkomsten tussen de VOC en de WIC?
A
Ze werkten samen in een compagnie.
B
Ze voeren met grote handelsschepen op Indië.
C
Ze brachten allebei hun handelswaar naar Amerika.
D
Ze hadden allebei een monopolie op de handel.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden naar de goede plek.
WIC
VOC
Handelsposten.
Oost - Indië.
Kolonies.
Amerika.
Specerijen.
Slaven.

Slide 45 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Voc en de Wic waren belangrijk in de wereldhandel. Welke twee zinnen horen daar bij?
A
Ze brachten overal in de wereld veel rijkdom.
B
Ze hadden het alleenrecht op de handel met Oost en West Indië.
C
Ze werkten samen met andere Europese handelaren.
D
Zij handelden in producten die uit alle werelddelen kwamen.

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
  • Opdrachten paragraaf 2.1 in Memo Online
    M: §2.1:  3 t/m 15 --> hw volgende les. 

  • Opdracht PTD Gouden Eeuw kwartet



Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies