Week 10 Nederland kiest Tweede kamer

Week 10
Verkiezingen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 10
Verkiezingen

Slide 1 - Tekstslide

Verkiezingen

Slide 2 - Woordweb

de verkiezingen
de Tweede Kamer

Slide 3 - Tekstslide

de regering = het kabinet + de koning
het parlement = de Eerste kamer + de Tweede kamer

Slide 4 - Tekstslide

de peiling
bij voorkeur = het liefst

Slide 5 - Tekstslide

het standpunt
de zwevende kiezer

Slide 6 - Tekstslide

de lijsttrekker = de belangrijkste man/vrouw van een partij
campagne voeren=
reclame maken

Slide 7 - Tekstslide

de leefwereld
het debat

Slide 8 - Tekstslide

Vraag bij de inleiding:
Wat is er opvallend bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer?

Slide 9 - Open vraag

"Vraag bij "Tweede Kamer":
Wat wordt er bepaald bij de verkiezingen?

Slide 10 - Open vraag

Vraag bij "Politieke partijen":
Wat laat een kiezer met zijn of haar stem weten?

Slide 11 - Open vraag

Vraag bij "Campagne":
Hoe proberen de partijen de kiezer te bereiken? Noem 3 voorbeelden.

Slide 12 - Open vraag

Vraag bij "Campagne":
Waarom zijn zwevende kiezers belangrijk voor politieke partijen?

Slide 13 - Open vraag

Vraag bij "Meer vrouwen":
Waarom zou het aantal mannen en vrouwen in de politiek gelijk verdeeld moeten zijn?

Slide 14 - Open vraag

Vraag bij "De uitslag":
Wanneer is de uitslag van de verkiezingen beken?

Slide 15 - Open vraag

Vind jij het belangrijk dat het aantal mannen en vrouwen in de politiek gelijk verdeeld is? Waarom wel/niet?

Slide 16 - Open vraag

Wat is een lijsttrekker?
A
Iemand die bovenaan de namenlijst van een partij staat bij verkiezingen
B
Iemand die een namenlijst maakt van een partij
C
Iemand die gewonnen heeft bij de vorige verkiezingen
D
Iemand die reclameposters maakt voor een politieke partij

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn zwevende kiezers
A
Mensen die niet kunnen kiezen tussen twee partijen
B
Mensen die niet gaan stemmen
C
Mensen die nog niet weten op wie ze gaan stemmen.
D
Jongeren onder de 18 jaar, die wel gaan stemmen maar niet meetellen

Slide 18 - Quizvraag

Waarom zou het belangrijk zijn voor het kabinet om de steun te hebben van meer dan 75 zetels in de Tweede Kamer?
A
Omdat het belangrijk is voor het kabinet om veel Tweede Kamer leden te hebben die het niet eens zijn met de beslissingen
B
Omdat het makkelijker is om een kabinet te vormen met de partijen die de meeste Tweede Kamerleden hebben.
C
Omdat het kabinet alleen beslissingen kan nemen als er veel mensen van die partijen in de Tweede Kamer zitten
D
Omdat een meerderheid van de Tweede Kamerleden het met het kabinet eens moet zijn bij het nemen van beslissingen

Slide 19 - Quizvraag

In regel 22-23 staat: Elke dag zijn er zogenaamde peilingen om te kijken welke partij op dat moment de grootste zou zijn.

Welke zin zou het beste achter deze zin
passen?

A
Een grote groep mensen brengt dan alvast hun stem uit voor de verkiezingen.
B
Er wordt dan aan een grote groep mensen gevraagd op wie ze zouden stemmen.
C
Het ligt dan vast op wie de zwevende kiezers zullen gaan stemmen.
D
Zwevende kiezers mogen na de peiling niet meer van mening veranderen.

Slide 20 - Quizvraag

4. Wat kun je afleiden uit het stukje met het kopje
'Meer vrouwen?'

Kies het beste antwoord.
A
Er zijn tegenwoordig meer vrouwen dan mannen in de politiek actief
B
Het is nog steeds niet vanzelfsprekend dat er evenveel vrouwen als mannen in de politiek zitten.
C
Politieke partijen hebben liever een vrouw als lijsttrekker, omdat ze dan meer stemmen krijgen.
D
Vrouwen en mannen hebben altijd dezelfde kansen gehad in de politiek.

Slide 21 - Quizvraag

In r. 29-30 staat: Als het aantal mannen en vrouwen in de politiek gelijk verdeeld is,
is de bevolking beter vertegenwoordigd.

Wat betekent 'vertegenwoordigen'?
A
in plaats van iemand aanwezig zijn of een beslissing nemen
B
niet zelf ergens over willen of kunnen beslissen
C
in staat zijn om goede beslissingen te nemen
D
met hulp van iemand beter voorbereid zijn of weten hoe het moet

Slide 22 - Quizvraag

Welke bewering is juist?
A
Het kabinet wordt gevormd door alle partijen die in de Tweede Kamer zitten.
B
In de Tweede kamer is plek voor 75 mensen.
C
De Tweede kamer mag geen belangrijke beslissingen nemen
D
Bij de komende verkiezingen wordt bepaald welke 150 mensen van de politieke partijen in de nieuwe Tweede Kamer komen.

Slide 23 - Quizvraag