samenvatting TV8 - Tijd van Burgers en Stoommachines

8.1 Industrialisatie en modern imperialisme
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

8.1 Industrialisatie en modern imperialisme
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900

Slide 1 - Tekstslide

31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving

33. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Kenmerkende aspecten

Slide 2 - Tekstslide

1. Je kunt de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die plaatsvonden tijdens de overgang van de agrarisch-urbane samenleving naar de industriële samenleving.

2. Je kunt uitleggen hoe de verhouding tussen koloniën en moederlanden veranderde onder invloed van de industriële revolutie

3. Je kunt uitleggen welke politieke, ideologische en economische motieven een rol spelen bij het opkomen (Azië) en uitbreiden (Afrika) van het modern imperialisme.

4. Je kunt beschrijven hoe Nederland als koloniale machthebber in het toenmalige Nederlands-Indië vormgaf aan het modern imperialisme
leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Veranderingen in de landbouw

Slide 4 - Tekstslide

In Engeland kwam steeds meer landbouwgrond in handen van grootgrondbezitters. Zij experimenteerden met nieuwe en betere landbouwtechnieken dit leidde tot  betere voedselvoorziening en meer voedsel betekent bevolkingsgroei.

De landbouwopbrengsten blijven stijgen en daardoor dalen de      voedselprijzen. Kleine boeren komen in geldnood en gaan meer aan huisnijverheid doen.  Gevolg daarvan is dat de prijzen van huisnijverheidsproducten dalen en  meer boeren kunnen hun grond niet meer behouden en trekken naar steden om daar werk te zoeken.
Veranderingen in de landbouw

Slide 5 - Tekstslide

Industriële revolutie

Slide 6 - Tekstslide

Industriële revolutie
Door de bevolkingsgroei was er een grotere vraag naar kleding. Om het weven en spinnen van stof te versnellen werden er uitvindingen gedaan zoals de schietspoel en de spinning jenny. Hiermee verliep het proces steeds sneller. Uitvinding na uitvinding volgde elkaar op en uiteindelijk werden de machines zo groot dat ze niet meer in een woonkamertje pasten. Daarnaast werden de machines niet meer met de hand aangedreven, maar door waterkracht of stoomkracht. De textielarbeid verplaatste zich van de huisnijverheid naar de fabrieken die speciaal voor de steeds groter wordende machnies werden gebouwd.


Slide 7 - Tekstslide

Industriële revolutie
Deze fabrieken stonden eerst vlak bij stromend water, maar na verbetering van de stoommachine konden deze overal in het land geplaatst worden.

Om een fabriek te beginnen was geld nodig en dus kwam de textielindustrie in handen van de rijke elite. De mensen in de huisnijverheid konden hier niet tegenop concurreren en verloren hun werk. Zij trokken naar de fabrieken toe om daar werk te vinden. Rondom de fabrieken ontstonden armoedige arbeiderswijken die uitgroeiden tot steden.

Slide 8 - Tekstslide

Industriële revolutie
Urbanisatie: Mensen trekken van het platteland naar de stad op zoek naar werk (steden (urban) groeien).

Industriële samenleving: Omdat een groot deel van de  mensen voor hun inkomen afhankelijk is van de industrie (werken in fabrieken), spreken we van een industriële samenleving.

Industriële revolutie: Er vindt een verschuiving van plaats van kleinschalige arbeid  / huisnijverheid naar massaproductie in de nieuw ontstane fabrieken.

Slide 9 - Tekstslide

Grondstoffen en afzetmarkten
  • Fabrikanten streven naar zoveel mogelijk winst. Een gevolg van dit industrieel kapitalisme was dat er steeds meer werd geproduceerd.
  • Hierdoor ontstond een voortdurende vraag naar grondstoffen en afzetmarkten (gebieden waar ze hun producten konden verkopen).
  • In koloniale gebieden konden ze aan deze grondstoffen komen.
  • In de koloniën konden ze vervolgens ook weer de fabrieksproducten verkopen.
  • Om deze twee redenen (grondstoffen en afzetgebieden) waren koloniën van economisch belang voor industriële samenlevingen.

Slide 10 - Tekstslide


grondstoffen en afzetmarkten
  • Afrika en Azië hadden grondstoffen voor de Europese fabrieken.
  • Grote hoeveelheden voor een lage prijs.
  • Goedkopere producten
  • Grotere afzetmarkten

Slide 11 - Tekstslide

Internationaal aanzien en superioriteit

Slide 12 - Tekstslide

Internationaal aanzien en superioriteit
Modern Imperialisme:

Europese landen streven in de 19e eeuw naar een groot overzees rijk. De inwoners van deze gebieden moeten zich voegen naar de wetten en gebruiken van het overzeese moederland.

Koloniën worden producent van grondstoffen en afzetmarkt. 

Slide 13 - Tekstslide

Motieven (redenen/oorzaken) voor modern imperialisme
Economisch:
1) Grondstoffen
2) Afzetmarkt
Politiek:
3) Machtsvertoon, nationalisme
Cultureel
4) Europese superioriteit,  technologische voorsprong
The White man's burden


Slide 14 - Tekstslide

Kolonisatie Afrika
  • 1880- 1914 Wedloop om Afrika (scramble of Africa)
  • Conferentie van Berlijn: 1884/1885 opdeling van Afrika onder Europese grootmachten
    .
  • macht, status, grondstoffen en afzetmarkt

Slide 15 - Tekstslide

Nederlands imperialisme

Slide 16 - Tekstslide

Nederlands imperialisme
Nederland deed niet mee in de race om Afrika, maar bouwde de eigen kolonie Nederlands-Indië uit, door steeds meer eilanden onder controle te krijgen.

De inlandse bevolking moest een deel van de opbrengst van het land afstaan aan de Nederlanders in ruil voor een stukje zelfbestuur. Nederland bepaalde welke producten dat moesten zijn. Dit systeem heet het cultuurstelsel.
In de praktijk waren de boeren daar zo druk mee dat zij weinig tijd overhielden voor de rest van hun grond.

De Nederlandse schrijver Eduard Douwes Dekker (Multatuli) schreef daar een boek over, hij vond het hele systeem een vorm van uitbuiting van de Indische bevolking.

Slide 17 - Tekstslide

Nederlands imperialisme
Nederland maakte in 1870 een einde aan dit systeem, niet alleen vanwege de kritiek van mensen zoals Multatuli, maar ook omdat er in Nederland nieuwe wetten waren aangenomen.

Particuliere ondernemers konden bedrijven beginnen in Nederlands-Indië en legden grote plantages aan. In dezelfde periode werd er ook olie gevonden in Nederlands-Indië en daar werd veel aan verdiend. Nederlands-Indië werd vooral een leverancier voor grondstoffen voor de opkomende industrie in Nederland.

Daarnaast vonden ook de Nederlanders dat zij de cultuur van de Indiers moesten verbeteren. De Ethische politiek: scholen, ziekenhuizen en infrastructuur werden verbeterd naar Hollands model om zo de Indiërs uit de 'achterlijkheid' te verheffen.

Slide 18 - Tekstslide

8.2 Een nieuwe samenleving
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900

Slide 19 - Tekstslide

1. Je kunt de levensomstandigheden van arbeiders beschrijven en verklaren.

2. Je begrijpt waarom de midden- en hogere klassen zich zorgen maakten over de sociale kwestie en je kunt uitleggen welke rol de overheid ging spelen.

3. Je weet welke groepen zich inzetten voor de emancipatie van arbeiders en hoe zij dit deden.

4. Je begrijpt de theorie van Marx en je kunt uitleggen in welk opzicht sociaal-democraten afwijken van Marx' ideeën.
leerdoelen

Slide 20 - Tekstslide

32. Discussies over de sociale kwestie
 

34. De opkomst van emancipatiebewegingen

36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Kenmerkende aspecten
Leg het KA uit in je eigen woorden.

Slide 21 - Tekstslide

Terugblik

- In de verlichting werd er kritisch gekeken naar de samenleving. 

- Conferentie van Wenen, herstel Europa na de Franse Revolutie.

- Industriële revolutie.


Slide 22 - Tekstslide

Industrieële revolutie

- Industrieële revolutie -- > industrieel kapitalisme



- Steden groeide in hoog tempo.


- Zoveel mogelijk winst betekent ook dat de arbeiders weinig betaald kregen en dat de werkomgeving gevaarlijk en ongezond was. 

Slide 23 - Tekstslide

Slechte leefomstandigheden.

Slide 24 - Tekstslide

Sociale kwestie
- Mensen die niet bij de arbeidersklasse horen trekken aan de bel.

- Vooral doktoren en artsen zien de slechte hygiëne en arbeidsomstandigheden. Gevolg van deze omstandigheden zijn ziektes en ander problemen als alcoholisme, prostitutie en moord. 

- Mensen uit 'andere' klassen van de samenleving gaan zich inzetten voor de levenssituatie van de arbeiders. 

De vraag over hoe de samenleving de arbeidersklasse moet helpen heet 'De sociale kwestie'

Slide 25 - Tekstslide

Vakbonden

- Ondanks particuliere pogingen lijkt de levensomstandigheid van de arbeidersklasse niet te verbeteren.

- Meer werknemers dan banen -> iedereen die klaagde werd ontslagen. 

- Oprichting Vakbonden.  

- Ook ontstaat er een grotere maatschappij-politieke beweging die het 
leven van de arbeiders wil verbeteren Het socialisme

Slide 26 - Tekstslide

Klassenstrijd van Marx

- Karl Marx bekijkt de samenleving en schrijft een boek: 'het communistisch manifest'.
 

- De maatschappij is volgens Marx verdeeld in twee klassen. 1) de Bourgeoisie en 2) het Proletariaat.


- De bourgeosie was kleiner in omvang maar machtiger en rijker (elite). Zij onderdrukten de rest van het volk namelijk het proletariaat (arbeiders). 

Slide 27 - Tekstslide

Klassenstrijd van Marx


- De enige manier om de positie van de arbeiders te verbeteren is een revolutie. 

- Het proletariaat (arbeiders) zouden met wapens in de hand de macht over moeten nemen van de bourgeoisie (de rijken). 

- Alles zou dan gelijk verdeeld worden over iedereen. En alle beslissingen zouden worden genomen met instemming van iedereen. --> Communistische heilstaat 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Sociaal democraten


- Willen wel verbetering voor de arbeiders, maar geen revolutie.


- Volgens de sociaal-democraten moest de regering veranderen om de arbeiders te helpen.


- Dit is waarom de sociaal democraten gaan strijden voor kiesrecht. Als de arbeiders namelijk zelf kunnen stemmen of gekozen worden kunnen ze de regering veranderen in hun voordeel zonder een revolutie te hoeven plegen. 

Slide 30 - Tekstslide

Socialisme = het willen verbeteren van de levensomstandigheden van de arbeidersklassen.
Communisme:

- Revolutie is de enige optie!

- vechten voor een communistische staat

- Karl Marx


Sociaal democraten:

- Via de regering de leefomstandigheden van de arbeidersklassen verbeteren.

- Vechten voor stemrecht

Slide 31 - Tekstslide

Wat is belangrijk:



Je moet aan het eind van de les goed antwoord kunnen geven op de vragen:

1.  'Wat is de sociale kwestie?'
2. 'Hoe heeft de sociale kwestie kunnen ontstaan?'
3. 'Wat is het socialisme?'

Kun je deze drie vragen goed beantwoorden? 

Slide 32 - Tekstslide

8.3 Democratisering in Nederland
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900

Slide 33 - Tekstslide

1. Je kunt uitleggen waarom burgers in 1848 in opstand kwamen en welke politieke gevolgen dit in Nederland kreeg.

2. Je kunt de opkomst van het feminisme als emancipatie-beweging verklaren en beschrijven.

3. Je kent de verschillende posities en maatschappelijke kwesties die werden ingenomen door de liberalen, socialisten en confessionelen.

4. Je kunt de standpunten over de Schoolstrijd en de het algemeen kiesrecht benoemen en verklaren.

5. Je kunt beschrijven hoe de democratisering in Nederland verliep.
leerdoelen

Slide 34 - Tekstslide

 34. De opkomst van emancipatiebewegingen

35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.

36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Kenmerkende aspecten
Leg het KA uit in je eigen woorden.

Slide 35 - Tekstslide

De nieuwe grondwet van 1848
  • Nadat Napoleon verslagen was Nederland een Koninkrijk: Willem I
  • 1840 Willem II op de troon
  • Ministers moeten verantwoording afleggen aan de koning
  • Parlement heeft weinig macht/bevoegdheden.
  • 1848 Revolutiejaar.
  • Liberalen aan de macht 

Slide 36 - Tekstslide

revolutiejaar 1848
  • Rijke ondernemers vonden dat zij capaciteiten bezaten om het land te regeren. 
  • 1848 revolutiejaar in Europa/rellen in Amsterdam en Den Haag.
  • Oorzaak revoluties rellen --> economisch --> misoogsten, hoge voedselprijzen.
  • Gevolg revoluties --> politiek --> machtsverdeling moest worden herzien.
  • Macht van koning naar parlement (waar veel liberalen zaten)
  • Koning Willem II geeft Thorbecke opdracht nieuwe grondwet te schrijven

Slide 37 - Tekstslide

Liberalen
Thorbecke schrijft nieuwe (liberale) grondwet met burgerlijke vrijheden:
- Vrijheid van meningsuiting, godsdienst, drukpers, vergadering.
- Censuskiesrecht (rijke burgers mochten stemmen --> de liberalen).
- Koning staatshoofd, maar geen regeringsleider meer.
- Ministers leggen geen verantwoording meer af aan koning, maar aan het parlement.

Slide 38 - Tekstslide

Emancipatie in de politiek
Censuskiesrecht --> rijken die genoeg belasting betaalden mochten stemmen. Arbeiders niet, socialisten wilden daar verandering in brengen.
Socialisten wilden daarmee politieke invloed krijgen in het parlement.

Slide 39 - Tekstslide

Emancipatie in de politiek
Confessionelen (protestanten en katholieken) wilden ook politieke invloed. Nederland was sinds de Opstand een protestants land.
Katholieken voelden zich achtergesteld (wilden emanciperen).
Achterdocht bij protestanten tegenover katholieken.
Maar ze hadden een behoorlijke hoeveelheid overeenkomsten wat betreft politieke doelen. --> Schoolstrijd

Slide 40 - Tekstslide

Abraham Kuyper (ARP)
Protestant
Schaepman (RKSP)
Katholiek

Slide 41 - Tekstslide

Schoolstrijd
  • Vrijheid van onderwijs
  • Maar alleen Openbare scholen kregen geld van de overheid
  • Eis confessionelen: financiële gelijkstelling openbaar en christelijk onderwijs (bijzonder onderwijs).
  • 1917 Financiële gelijkstelling wordt gerealiseerd. Einde schoolstrijd. 

Slide 42 - Tekstslide

Democratisering
  • Roep om uitbreiding kiesrecht
  • 1887 Caoutchouc artikel --> uitbreiding kiesrecht (kentekenen van Algemene geschiktheid --> mensen die konden lezen en schrijven) 
  • Kiesrecht werd steeds verder uitgebreid
  • 1917 Algemeen mannenkiesrecht (passief vrouwenkiesrecht)
  • 1919 Algemeen Kiesrecht (ook vrouwen mochten stemmen)

Slide 43 - Tekstslide

Pacificatie 1917
  • Strijd om Algemeen (mannen)kiesrecht en de schoolstrijd.
  • Socialisten wilden Algemeen mannenkiesrecht
  • Confessionelen wilden dat de overheid het christelijk onderwijs betaalde.
  • Socialisten en confessionelen hadden samen meerderheid in het parlement.
  • Sluiten een deal, steunen elkaars idealen.
  • Pacificatie (=vredesluiting) einde strijd om algemeen kiesrecht en schoolstrijd.

Slide 44 - Tekstslide