Proefwerk H6 De wereld van nu

Deze toets gaat over het hoofdstuk 'de wereld van nu'. Het bijbehorende tijdvak heet 'televisie & computers'.

Welk kenmerkend aspect hoort NIET bij dit tijdvak?
A
de blokvorming tussen Oost en West en de Koude Oorlog
B
de Europese integratie
C
nationalistische bewegingen in de kolonies en het streven naar onafhankelijkheid
D
het totalitair karakter van het communistisch politiek systeem
1 / 44
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze toets gaat over het hoofdstuk 'de wereld van nu'. Het bijbehorende tijdvak heet 'televisie & computers'.

Welk kenmerkend aspect hoort NIET bij dit tijdvak?
A
de blokvorming tussen Oost en West en de Koude Oorlog
B
de Europese integratie
C
nationalistische bewegingen in de kolonies en het streven naar onafhankelijkheid
D
het totalitair karakter van het communistisch politiek systeem

Slide 1 - Quizvraag

Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:

1. De Sovjet-Unie valt uiteen in vijftien staten.
2. De VS beginnen een oorlog tegen terrorisme.
3. De VS vallen met Groot-Brittannië Irak binnen.
4. Met het Verdrag van Maastricht wordt de Europese Unie opgericht.
5. Revoluties en opstanden breken uit in de Arabische wereld.
6. Sjiitische moslims in Iran verdrijven de sjah en vestigen een streng islamitisch regime.

A
6 --> 1 --> 4 --> 2 --> 3 --> 5
B
4 --> 1 --> 6 --> 2 --> 5 --> 3
C
1 --> 6 --> 4 --> 3 --> 2 --> 5
D
2 --> 4 --> 1 --> 6 --> 3 --> 5

Slide 2 - Quizvraag

Welke aardrijkskunde namen horen op de stippellijntjes te staan?

Na de Koude Oorlog:
1. vielen ... en ... uiteen.
2. bleef de vrede in ... bewaard.
3. waren er conflicten in ... en ...
4. kwam ... op als nieuwe wereldmacht.

A
1. de Sovjet-Unie, Joegoslavië, 2. de westerse wereld, 3. het Midden-Oosten, Afrika, 4. China
B
1. de Sovjet-Unie, Joegoslavië, 2. China, 3. het Midden-Oosten, Afrika, 4. de westerse wereld.
C
1. het Midden-Oosten, Afrika, 2. de westerse wereld, 3. de Sovjet-Unie, Joegoslavië, 4. China
D
1. de westerse wereld, de Sovjet-Unie, 2. China, 3. Joegoslavië, Afrika, 4. het Midden-Oosten

Slide 3 - Quizvraag

Voor welke onderzoeksvraag is deze bron bruikbaar?
A
Hoe informeerden Amerikanen zich in 2008 over de presidentsverkiezingen?
B
Welke leeftijdsgroep in de VS gebruikte in 2008 internet het meest?
C
Welk medium was het belangrijkste voor het Amerikaanse nieuws in 2008?
D
Welke rol speelde internet in 2008 in de Amerikaanse samenleving?

Slide 4 - Quizvraag

A. Amerikanen hadden hoge schulden gemaakt.
B. De economische crisis sloeg over vanuit de VS naar Europa.
C. Europese bedrijven en overheden hadden hoge schulden gemaakt.
D. In Europa ontstond in 2008 een economische crisis.
E. In de VS ontstond in 2008 een economische crisis.
1. Feit D is een oorzaak / gevolg van feit C.
2. Feit E is een directe / indirecte oorzaak van feit B.
3. Feit B is een directe / indirecte oorzaak van feit D.
4. Feit D is een gevolg op korte / langere termijn van A.
A
1. gevolg, 2. directe, 3. directe, 4. langere
B
1. oorzaak, 2. indirecte, 3. directe, 4. korte
C
1. gevolg, 2. indirecte, 3. indirecte, 4. langere
D
1. gevolg, 2. indirecte, 3. directe, 4. korte

Slide 5 - Quizvraag

Is de uitspraak in de bron een voorbeeld van fundamentalisme?

Begin met 'JA' of 'NEE' en leg daarna jouw keuze uit met een bronelement:

Slide 6 - Open vraag

Welk motief hadden de VS tijdens de Koude Oorlog om junta’s in Latijns-Amerika te steunen?
A
De junta’s hadden steun van de rijke bovenlaag in Latijns-Amerika.
B
De VS wilden niet dat Latijns-Amerikaanse landen in het Sovjetblok terechtkwamen.
C
De VS wilden via het bestuur van de junta’s communisten laten vermoorden.
D
Doordat de welvaart groeide, verdween het verlangen naar revolutie in Latijns-Amerika.

Slide 7 - Quizvraag

Welk begrip past bij de bron?
A
jihad
B
taliban
C
theocratie
D
geen van de genoemde begrippen past bij de bron.

Slide 8 - Quizvraag

1. Al Qaida pleegt aanslagen in de VS.
2. Amerikaanse soldaten verlaten Irak.
3. Obama zet op grote schaal drones in tegen terroristen.
4. Onder leiding van de VS worden Irakezen verdreven uit Koeweit (Golfoorlog).
5. Onder leiding van de VS wordt het regime van Saddam Hussein (zie plaatje) verdreven (Irak-oorlog).
6. Westerse landen beginnen de war on terror tegen de taliban in Afghanistan.

A
4 --> 1 --> 6 --> 5 --> 2 --> 3
B
1 --> 4 --> 6 --> 5 --> 2 --> 3
C
6 --> 1 --> 5 --> 4 --> 3 --> 2
D
5 --> 1 --> 2 --> 4 --> 6 --> 3

Slide 9 - Quizvraag

Een omschrijving van een begrip: "langdurige toestand van vrede in de Amerikaanse invloedssfeer".

Welk begrip hoort bij bovenstaande omschrijving?

Slide 10 - Open vraag

Lees de zeven feiten in de jaren vanaf 1989.
1. China kwam op als economische en politieke grootmacht.
2. De macht van de VS bleef beperkt.
3. De NAVO werd uitgebreid met voormalige Oostbloklanden.
4. De VS konden geen orde brengen in het Midden-Oosten en Afrika.
5. De VS waren de enige supermacht.
6. Er kwam een einde aan de Koude Oorlog.
7. In de westerse wereld bleef de vrede bewaard.
Feit 5 is een oorzaak van feit ........
A
7
B
6
C
5
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Lees de zeven feiten in de jaren vanaf 1989.
1. China kwam op als economische en politieke grootmacht.
2. De macht van de VS bleef beperkt.
3. De NAVO werd uitgebreid met voormalige Oostbloklanden.
4. De VS konden geen orde brengen in het Midden-Oosten en Afrika.
5. De VS waren de enige supermacht.
6. Er kwam een einde aan de Koude Oorlog.
7. In de westerse wereld bleef de vrede bewaard.
Feit 2 is een gevolg van de twee feiten ... en ...
A
1 en 4
B
3 en 5
C
4 en 7
D
2 en 6

Slide 12 - Quizvraag

Lees de vier zinnen over de jaren vanaf 1989.

1. De VS bleven militair aanwezig in Japan en Noord-Korea.
2. De VS hadden last van China dat Noord-Korea steunde.
3. De VS hadden last van 'schurkenstaten' zoals Iran en Zuid-Korea.
4. De VS waren machteloos bij bloedige conflicten in Afrika.

Welke zinnen zijn juist?

A
Zin 2 en 4
B
Zin 1, 3 en 4
C
Zin 1 en 2
D
Zin 1 en 3

Slide 13 - Quizvraag

Volgens de tekenaar ......
A
durfden de VS Saddam Hussein niet te executeren.
B
was Irak tegen een Amerikaanse executie van Saddam Hussein.
C
wilden de VS Saddam Hussein executeren met een handgranaat.
D
zou een executie van Saddam Hussein leidden tot chaos in Irak.

Slide 14 - Quizvraag

Deze vraag gaat over ICT, globalisering en crisis.

1. De eerste Amerikanen reizen naar de maan.
2. De eerste pc komt op de markt.
3. De eerste Rus reist door de ruimte.
4. De eerste smartphone (zie plaatje) komt op de markt.
5. Russen schieten de eerste satelliet de ruimte in.

Zet de bovenstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
A
5 --> 3 --> 1 --> 4 --> 2
B
5 --> 1 --> 2 --> 3 --> 4
C
5 --> 3 --> 2 --> 1 --> 4
D
5 --> 3 --> 1 --> 2 --> 4

Slide 15 - Quizvraag

Deze vraag gaat over ICT, globalisering en crisis.

De foto is een voorbeeld van:
A
het bestrijden van armoede.
B
automatisering en globalisering.
C
het verhogen van productiekosten.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 16 - Quizvraag

Deze vraag gaat over eenheid en verdeeldheid in Europa.

Hoe wordt de volksvertegenwoordiging van de EU ook wel genoemd?
A
Europees Parlement
B
Europese Commissie
C
Raad van Minister
D
Raad van de Europese Unie

Slide 17 - Quizvraag

Deze vraag gaat over eenheid en verdeeldheid in Europa.

In de EU:
- is de wetgevende macht in handen van (1) en (2).
- heeft (3) de taak om naleving van de regels te controleren.
- heeft (4) de taak om (5) te controleren.

Welke woorden horen bij de cijfer 1 t/m 5 te staan?

A
1. het Europees Parlement, 2. Raad van Ministers, 3. de Europese Commissie, 4. het Europees Parlement , 5. de Europese Commissie
B
1. de Europese Commissie, 2. Raad van Ministers, 3. de Europese Commissie, 4. het Europees Parlement , 5. het Europees Parlement
C
1. het Europees Parlement, 2. de Europese Commissie, 3. Raad van Ministers, 4. het Europees Parlement , 5. de Europese Commissie
D
1. het Europees Parlement, 2. Raad van Ministers, 3. de Europese Commissie, 4. de Europese Commissie , 5. Raad van Ministers.

Slide 18 - Quizvraag

Deze vraag gaat over eenheid en verdeeldheid in Europa. Lees eerst de bron.
Een uitspraak: "de Europese integratie bevorderde het nationalisme in Nederland."
Is deze uitspraak Juist of Onjuist? Leg daarna de keuze uit met een bronelement.
Doe het zo: (On)Juist, want......

Slide 19 - Open vraag

Deze vraag gaat over spanningen in het Midden-Oosten.

1. In de bezette Palestijnse gebieden breekt de eerste intifada uit.
2. In de bezette Palestijnse gebieden breekt de tweede intifada uit.
3. In enkele Arabische landen breken opstanden uit tegen de dictators (Arabische Lente).
4. In Iran verdrijven sjiitische moslims de sjah en vestigen een theocratie onder leiding van ayatollahs (Iraanse revolutie).

Zet de vier bovenstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:

A
1 --> 4 --> 2 --> 3
B
4 --> 1 --> 2 --> 3
C
4 --> 2 --> 1 --> 3
D
4 --> 1 --> 3 --> 2

Slide 20 - Quizvraag

Deze vraag gaat over spanningen in het Midden-Oosten.
1. In 1993 erkenden Palestijnen van de fundamentalistische PLO de staat Israël en sloten er een akkoord mee.
2. Door nieuwe spanningen kwam weinig terecht van vrede tussen Israël en de Palestijnen.
3. Fanatieke Palestijnen van Hamas wilden de staat Israël niet erkennen en pleegden terroristische acties ertegen.
4. De PLO ging de Gazastrook besturen en Hamas de Westelijke Jordaanoever.
Welke zin of welke zinnen zijn juist?
A
Alleen zin 4
B
Zin 1, 3 en 4
C
Zin 2 en 3
D
Zin 1 en 3

Slide 21 - Quizvraag

Deze vraag gaat over spanningen in het Midden-Oosten.
- In (...1...) vluchtte dictator Ben Ali en nam het parlement een democratische grondwet aan (2014).
- In (...2...) trad dictator Mubarak (zie plaatje) af, daarna werd de fundamentalist Morsi tot president gekozen en daarna greep het leger weer de macht.
- In (...3...) brak een bloedige burgeroorlog uit.

Welke namen van landen horen bij de cijfers 1 t/m 3 te staan?

A
1. Tunesië, 2. Egypte, 3. Syrië
B
1. Egypte, 2. Tunesië, 3. Syrië
C
1. Syrië, 2. Egypte, 3. Tunesië
D
1. Tunesië, 2. Syrië, 3. Egypte

Slide 22 - Quizvraag

Deze vraag gaat over spanningen in het Midden-Oosten.

Uit de prent blijkt dat:
A
de tekenaar Erdogan bewonderde.
B
Erdogan duidelijk was over zijn standpunten.
C
het Israëlisch-Palestijnse conflict van belang was voor Turkije.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 23 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de democratie in de Verenigde Staten.
1. De VS zijn de oudste televisiedemocratie ter wereld.
2. De VS hebben al heel lang een tweepartijenstelsel met Democraten en Republikeinen.
3. Barack Obama werd in november 2008 gekozen tot eerste zwarte president van de VS.
4. Barack Obama (zie plaatje) werd in januari 2009 de eerste zwarte president van de VS.
Welke zinnen zijn juist?

A
Zin 1, 2, 3 en 4
B
Zin 1 en 3
C
Zin 1, 3 en 4
D
Zin 3 en 4

Slide 24 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de democratie in de Verenigde Staten.

De tekenaar wilde duidelijk maken:
A
dat Obama tegenstander was van het Amerikaanse imperialisme.
B
dat McCain harde woorden gebruikte om zijn standpunt te presenteren.
C
dat Obama harde woorden gebruikte om zijn standpunt te presenteren.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 25 - Quizvraag


Deze vraag gaat over energie en milieu.

Welke zin is juist?
A
In Noord-Amerika was een sterke toename tussen 1950 en 1960 en een afname na 2000.
B
In Afrika was een voortdurende toename tussen 1950 en 2004.
C
In Australië was een voortdurende toename tussen 1950 en 1990 en een afname daarna.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 26 - Quizvraag

3 uitspraken over 11 september 2001 (zie plaatje).
1 Tot 'nine eleven' genoot de westerse wereld van de pax Americana: een periode van vrede voor landen in de Amerikaanse invloedssfeer.
2 Na de aanslagen van Al Qaida besloten de VS om wereldwijd de strijd aan te gaan met het terrorisme; zo begon de 'war on terror'.
3. Zowel in Afghanistan als in Irak herstelden de VS snel de rust; er brak een nieuwe periode aan van vrede en stijgende welvaart.
A
Uitspraak 1= juist, Uitspraak 2= Juist, Uitspraak 3= Onjuist
B
Uitspraak 1= Onjuist, Uitspraak 2= Juist, Uitspraak 3= Onjuist
C
Uitspraak 1= juist, Uitspraak 2= Onjuist, Uitspraak 3= Onjuist
D
Uitspraak 1= juist, Uitspraak 2= Juist, Uitspraak 3= Juist

Slide 27 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over enkele ontwikkelingen na 1990 waarbij enorm veel geweld werd gebruikt: aanslagen, oorlogen en gewapende conflicten.
(...1...) is een voorbeeld van een razendsnelle ontwikkeling die zich grotendeels afspeelde binnen één dag.
(...2...) is een voorbeeld van een relatief korte ontwikkeling: het hele conflict duurde slechts een half jaar.
(...3...) is een voorbeeld van een wat langere ontwikkeling, al is acht jaar voor een oorlog niet uitzonderlijk lang.
(...4...) dreigt veel langer te gaan duren: de strijd startte al in 2001 en in 2015 was het einde nog lang niet in zicht.
A
1. Nine-eleven, 2. De Golf-oorlog, 3. De Irak-oorlog, 4. The war on terror
B
1. The war on terror, 2. De Golf-oorlog, 3. De Irak-oorlog, 4. Nine-eleven
C
1. Nine-eleven, 2. De Irak-oorlog, 3. De Golf-oorlog, 4. The war on terror
D
1. The wat on terror, 2. De Irak-oorlog, 3. De Golf-oorlog, 4. Nine-eleven

Slide 28 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over een historische bron: een affiche uit 2001 (Manifestatie op de Dam).

Welk standpunt neemt het platform in over de gebeurtenissen in 2001?
Wat is het belangrijkste argument van het platform voor dit standpunt?
A
We moeten ons uitspreken tegen de heilige oorlog van Al Qaida, want het is fout om je te laten leiden door een zelf gecreëerd vijandbeeld.
B
We moeten ons uitspreken tegen de heilige oorlog van Al Qaida, want het is fout om wraak te willen nemen, zelfs al is je onrecht gedaan.
C
We moeten ons uitspreken tegen de 'war on terror' van de VS, want het is fout om je te laten leiden door een zelf gecreëerd vijandbeeld.
D
We moeten ons uitspreken tegen de 'war on terror' van de VS, want het is fout om wraak te willen nemen, zelfs al is je onrecht gedaan.

Slide 29 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over oorzaken en gevolgen van de economische crisis die in 2008 uitbrak.
- De val van het communisme gaf het marktdenken - dat zo weinig mogelijk regels aan de markt wil opleggen - een sterke impuls.
Dit was ...(1)... van de economische crisis.

- In de financiële wereld brak paniek uit toen de Amerikaanse bank Lehman Brothers op 15 september 2008 opeens failliet ging.
Dit was ...(2)... van de economische crisis.
A
1. een indirecte oorzaak, 2. directe oorzaak
B
1. een directe oorzaak, 2. een indirecte oorzaak
C
1. een gevolg op langere termijn, 2. een indirecte oorzaak
D
1. een indirecte oorzaak, 2. een gevolg op korte termijn.

Slide 30 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over oorzaken en gevolgen van de economische crisis die in 2008 uitbrak.
- De overheden in de VS en de EU moesten miljarden overheidssteun vrijmaken om wankelende banken van de ondergang te redden.
Dit was ...(1)... van de economische crisis.

- In 2015 was de werkloosheid in landen zoals Griekenland, Italië en Spanje vooral onder jongeren nog steeds schrikbarend hoog.
Dit was ...(2)... van de economische crisis.
A
1. een gevolg op korte termijn, 2. een gevolg op langere termijn.
B
1. een indirecte oorzaak, 2. een directe oorzaak.
C
1. een gevolg op langere termijn, 2. een gevolg op korte termijn.
D
1. een gevolg op korte termijn, 2. een indirecte oorzaak.

Slide 31 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de gevolgen van de opkomst van ICT en de toenemende globalisering.

Welke uitspraak is juist?
A
De automatisering leidde ertoe dat er in de westerse wereld steeds minder werk was voor haven- en industriearbeiders.
B
Als gevolg van de globalisering groeide de industriële productie in het rijke westen, ten koste van de lagelonenlanden.
C
Na 1990 verdubbelde de extreme armoede in de wereld, door de steeds verder gaande automatisering en globalisering.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 32 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over een historische bron: een cartoon uit het crisisjaar 2008.

Wat vertelt de bron je over de oorzaken van de economische crisis in 2008?

Een belangrijke oorzaak was (volgens de bron) ...
A
de graaimentaliteit onder de rijke topbankiers in de VS als gevolg van de ongeremde bonuscultuur in dat land.
B
de grote kwetsbaarheid van de Amerikaanse economie door de onderlinge verwevenheid in de financiële sector.
C
de pro-kapitalistische houding van de rechtse politici in Washington die het zakenleven niets in de weg wilden leggen.
D
het instorten van de woningmarkt in de VS waar veel huizenbezitters een veel te hoge hypotheek hadden gekregen.

Slide 33 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en Joegoslavië in de jaren 1990.

Welke uitspraak is juist?
A
Rusland erfde de zetel van de Sovjet-Unie in de VN-Veiligheidsraad, nadat dit land in 1991 uiteen was gevallen.
B
Joegoslavië werd na 1991 op democratische wijze en zonder bloedvergieten opgesplitst in zeven zelfstandige staten.
C
Het arresteren en vervolgen van mensen die oorlogsmisdaden hebben begaan, wordt etnische zuivering genoemd.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 34 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de manier waarop de Europese Unie zich ontwikkelde vanaf haar ontstaan in 1992.
"In 1992 sloten de EEG-landen het Verdrag van ............... , waarin een nieuwe organisatie werd opgericht: de Europese Unie (EU)."
Welk woord ontbreekt op de stippellijntjes? (maak GEEN typfout!!)

Slide 35 - Open vraag

In de afbeelding zie je tweemaal een rood kruisje.
Op beide rode kruisjes hoort hetzelfde woord te staan.
Welk woord?

Slide 36 - Open vraag

Op het rode kruisje hoort steeds dezelfde naam te staan. Welke naam?

Slide 37 - Open vraag

Deze vraag gaat over spanningen in het Midden-Oosten.


Welke naam hoort op het rode kruisje te staan?
A
Ben Ali
B
Khadafi
C
Mubarak
D
Geen van de genoemde namen is juist

Slide 38 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over twee conflictgebieden in het Midden-Oosten: Iran en Israël.

Welke uitspraak is ONJUIST?
A
In 1979 werd de sjah van Iran (zie plaatje) verdreven door fundamentalistische moslims die zijn moderniseringen niet accepteerden.
B
Iran werd een streng islamitische republiek, waarin de ayatollahs het in alles voor het zeggen hadden.
C
In 1987 en in 2000 kwamen de Palestijnen in de bezette gebieden massaal in opstand tegen de Israëlische bezettingsmacht.
D
Beide intifada's hadden geen effect op de Israëlische regering, die zich even hard en onverzoenlijk bleef opstellen als daarvoor.

Slide 39 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over een reeks opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten tegen de zittende machthebbers.
1. In 2010 begon een reeks opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, die bekend staat als de....
2. Alleen in ..... leidde de opstand tot echte hervormingen, die werden vastgelegd in een democratische grondwet.
3. In ..... kwam dictator Mubarak na hevige protesten ten val, maar in 2013 greep het leger weer de macht.
4. In .... liep het verzet tegen het regime-Assad uit op een burgeroorlog, die vele duizenden slachtoffers maakte.
A
1. Arabische Lente, 2. Tunesië, 3. Egypte, 4. Syrië
B
1. Islamitische Revolutie, 2. Egypte, 3. Tunesië, 4. Jemen
C
1. Arabische Lente, 2. Tunesië, 3. Syrië, 4. Libanon
D
1. Arabische Lente, 2. Egypte, 3. Libië, 4. Syrië

Slide 40 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over een bron: een affiche van Een ander joods geluid, een actiegroep van Joodse Nederlanders. Het gaat over de Westoever-barrière.

Deze opdracht gaat over een bron: een affiche van Een ander joods geluid, een actiegroep van Joodse Nederlanders.

Welke zin vat de boodschap van het affiche het beste samen?
A
De Westoever-barrière is in het belang van Israëliërs én Palestijnen, omdat het onderlinge geweld erdoor zal afnemen.
B
De Westoever-barrière is noodzakelijk om de mensen in Israël te beschermen tegen de aanslagen van de Palestijnen.
C
De Westoever-barrière is maar tijdelijk: straks breken de kinderen de muur af, die nu door hun vaders gebouwd wordt.
D
De Westoever-barrière is slecht voor de vrede, omdat deze de afstand tussen de bevolkingsgroepen alleen maar groter maakt.

Slide 41 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de drie soorten onderzoeksvragen die je over historische ontwikkelingen kunt stellen, namelijk 1. beschrijvende, 2. verklarende en 3. waarderende onderzoeksvragen.

Hieronder staan vier vragen over de geschiedenis van Latijns-Amerika.

Welke vraag is een voorbeeld van een 'waarderende onderzoeksvraag'?
A
Hoe valt te begrijpen dat er in Latijns-Amerika tussen 1945 en 1990 zoveel militaire staatsgrepen gepleegd werden?
B
Wat is er gebeurd met de duizenden mensen die tijdens het militaire bewind in Argentinië en Chili zijn verdwenen?
C
Waardoor komt het dat de democratie na 1990 in korte tijd de gebruikelijke regeringsvorm werd in Latijns-Amerika?
D
Was de steun van de VS aan de rechtse junta's in Latijns-Amerika wel echt zo afkeurenswaardig als vaak wordt gezegd?

Slide 42 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over een historische bron: een poster uit de jaren 1970.

Waarnaar verwijst de afbeelding op deze poster?
A
naar de dubieuze rol van de westerse multinationals in Chili
B
naar de economische chaos vlak voor de staatsgreep in Chili
C
naar de moordpartijen op linkse Chilenen door de junta in Chili
D
naar de ondermijnende acties van de Amerikaanse CIA in Chili

Slide 43 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de verschillende energiebronnen die in de loop van de geschiedenis zijn gebruikt.

Welke uitspraak is juist?
A
In de oudheid en de middeleeuwen waren wind, water en spierkracht de belangrijkste energiebronnen voor de mensheid.
B
Voor de eerste industriële samenlevingen was aardolie de belangrijkste energiebron; aardgas en steenkool kwamen pas later.
C
De milieuvervuiling begon voor het eerst zorgen te geven in de jaren 1950, toen de industriële productie enorm steeg.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 44 - Quizvraag