Emigratie en Immigratie in Nederland

Hoe werkt het?
  • Deze LessenUp kan zowel gebruikt worden in de klas of voor individueel gebruik 
  • Voor het gebruik in de klas staan verdere details over het gebruik van deze LessonUp beschreven in de docentenhandleiding. 


Voor het individuele gebruik zijn een aantal zaken handig om te weten!
  • De slides hebben verschillende kleuren, zo zijn de groene slides opdrachten om de voorkennis te activeren. De blauwe slides bevatten opdrachten om de stof toe te passen, dit zijn opgaven om jou bezig te laten zijn met de stof. De oranje slides bevatten opdrachten om je te verdiepen in de stof, deze zijn daarom op hoger niveau dan de blauwe slides. De gele slides bevatten opdrachten om de rode draad van het verhaal nog even kort te herhalen, gebruik deze antwoorden bijvoorbeeld als basis voor jouw samenvatting van deze paragraaf! De rode slides bevatten opdrachten waarin de stof wordt toegepast op de activiteit, kijk eens of je de stof kan toepassen op wat er om je heen gebeurt!.
  • Er staan in de dia's bepaalde symbolen. Zo zijn de driehoekjes recht bovenaan hulpmiddelen. Deze geven jou tips als je er niet uit komt. De sterren die ook rechts bovenaan staan geven aan dat je tijdens deze opdracht mag samenwerken of als je alleen bent je boek mag gebruiken. 


  • Deze LessenUp kan zowel gebruikt worden in de klas of voor individueel gebruik
  • Voor het gebruik in de klas staan verdere details over het gebruik van deze LessonUp beschreven in de docentenhandleiding.

Voor het individuele gebruik zijn een aantal zaken handig om te weten!
  • De slides hebben verschillende kleuren, zo zijn de groene slides opdrachten om de voorkennis te activeren. De blauwe slides bevatten opdrachten om de stof toe te passen, dit zijn opgaven om jou bezig te laten zijn met de stof. De oranje slides bevatten opdrachten om je te verdiepen in de stof, deze zijn daarom op hoger niveau dan de blauwe slides. De gele slides bevatten opdrachten om de rode draad van het verhaal nog even kort te herhalen, gebruik deze antwoorden bijvoorbeeld als basis voor jouw samenvatting van deze paragraaf! De rode slides bevatten opdrachten waarin de stof wordt toegepast op de activiteit, kijk eens of je de stof kan toepassen op wat er om je heen gebeurt!.
  • Er staan in de dia's bepaalde symbolen. Zo zijn de driehoekjes recht bovenaan hulpmiddelen. Deze geven jou tips als je er niet uit komt. De sterren die ook rechts bovenaan staan geven aan dat je tijdens deze opdracht mag samenwerken of als je alleen bent je boek mag gebruiken.
  • Met deze LessonUp wordt de stof van BuiteNLand hoofdstuk 1.7 VWO 1 beoefend.



Hoe werkt het?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoe werkt het?
  • Deze LessenUp kan zowel gebruikt worden in de klas of voor individueel gebruik 
  • Voor het gebruik in de klas staan verdere details over het gebruik van deze LessonUp beschreven in de docentenhandleiding. 


Voor het individuele gebruik zijn een aantal zaken handig om te weten!
  • De slides hebben verschillende kleuren, zo zijn de groene slides opdrachten om de voorkennis te activeren. De blauwe slides bevatten opdrachten om de stof toe te passen, dit zijn opgaven om jou bezig te laten zijn met de stof. De oranje slides bevatten opdrachten om je te verdiepen in de stof, deze zijn daarom op hoger niveau dan de blauwe slides. De gele slides bevatten opdrachten om de rode draad van het verhaal nog even kort te herhalen, gebruik deze antwoorden bijvoorbeeld als basis voor jouw samenvatting van deze paragraaf! De rode slides bevatten opdrachten waarin de stof wordt toegepast op de activiteit, kijk eens of je de stof kan toepassen op wat er om je heen gebeurt!.
  • Er staan in de dia's bepaalde symbolen. Zo zijn de driehoekjes recht bovenaan hulpmiddelen. Deze geven jou tips als je er niet uit komt. De sterren die ook rechts bovenaan staan geven aan dat je tijdens deze opdracht mag samenwerken of als je alleen bent je boek mag gebruiken. 


  • Deze LessenUp kan zowel gebruikt worden in de klas of voor individueel gebruik
  • Voor het gebruik in de klas staan verdere details over het gebruik van deze LessonUp beschreven in de docentenhandleiding.

Voor het individuele gebruik zijn een aantal zaken handig om te weten!
  • De slides hebben verschillende kleuren, zo zijn de groene slides opdrachten om de voorkennis te activeren. De blauwe slides bevatten opdrachten om de stof toe te passen, dit zijn opgaven om jou bezig te laten zijn met de stof. De oranje slides bevatten opdrachten om je te verdiepen in de stof, deze zijn daarom op hoger niveau dan de blauwe slides. De gele slides bevatten opdrachten om de rode draad van het verhaal nog even kort te herhalen, gebruik deze antwoorden bijvoorbeeld als basis voor jouw samenvatting van deze paragraaf! De rode slides bevatten opdrachten waarin de stof wordt toegepast op de activiteit, kijk eens of je de stof kan toepassen op wat er om je heen gebeurt!.
  • Er staan in de dia's bepaalde symbolen. Zo zijn de driehoekjes recht bovenaan hulpmiddelen. Deze geven jou tips als je er niet uit komt. De sterren die ook rechts bovenaan staan geven aan dat je tijdens deze opdracht mag samenwerken of als je alleen bent je boek mag gebruiken.
  • Met deze LessonUp wordt de stof van BuiteNLand hoofdstuk 1.7 VWO 1 beoefend.



Hoe werkt het?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de voorgaande lessen?

Slide 2 - Woordweb

Wat weet je nog/al over migratie?

Slide 3 - Woordweb

Migratie om bij familie te zijn
Reden voor mensen om uit een gebied te vertrekken
Samenleving waarin groepen met verschillende culturen wonen.
Verandering van woonplaats
Iemand die zijn land verlaat en in een andere plek vestigt.
Emigrant
Multiculturele samenleving
Push factor
Sociale migratie
Migratie

Slide 4 - Sleepvraag

Vestigingsgebied
immigrant
Binnenlandse migratie

Slide 5 - Sleepvraag

Emigratie en Immigratie 

Slide 6 - Tekstslide

De lesdoelen
  • De leerling kent aan het einde van de les het verschil tussen allochtonen en autochtonen.
  • De leerling weet aan het einde van de les welke verschillende soorten migranten in Nederland voorkomen.
  • De leerling beheerst aan het einde van de les de begrippen die beschreven staan in de paragraaf.
  • De leerling kan aan het einde van de les gebruik maken van de kaarten/bronnen met betrekking tot migratie.
  • De leerling kan aan het einde van de les de locatiekeuze van allochtonen in Nederland uitleggen.
  • De leerling begrijpt aan het einde van de les de bevolkingsontwikkeling van Nederland  





Slide 7 - Tekstslide

Bekijk de volgende afbeeldingen en lees de bijbehorende bijschriften. Is de persoon een autochtoon, westerse allochtoon of een niet-westerse allochtoon?
Cody Gakpo, een Nederlandse voetballer bij PSV, heeft een Nederlandse moeder en een Togolese vader.
Yolante Cabau, een Nederlands model en ex-vrouw van ex-voetballer Wesley Sneijder, heeft een Spaanse vader en een Nederlandse moeder.
Mark Rutte, minister president van Nederland, heeft een Rotterdamse vader en een Haagse moeder.
Geert Wilders, Nederlands politicus, heeft een Nederlandse vader en een moeder geboren in voormalig Nederlands-Indië

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de volgende afbeeldingen en lees de bijbehorende bijschriften. Welke migratiesoort hoort bij de afbeelding?
Een Syrisch meisje vlucht samen met haar familie naar Nederland. Thuis is het te gevaarlijk voor het gezin om er te blijven wonen.
Deze Poolse heren kwamen in het begin van de 21e eeuw naar Nederland. Hier is namelijk meer geld te verdienen.
een Surinaams gezin kwam in 1975 nadat Suriname onafhankelijk werd naar Nederland. 

Slide 9 - Tekstslide

De volgende gebeurtenissen hebben invloed gehad op de Nederlandse bevolkingssamenstelling. Zet de gebeurtennissen op chronologische volgorde. 
Gebeurtenis 1
Gebeurtenis 2
Gebeurtenis 3
Gebeurtenis 4
Gebeurtenis 5
Door gezinshereniging en gezinsvorming stijgt de Nederlandse immigratie
Nederlandse bedrijven halen gastarbeiders naar Nederland
De Nederlandse emigratie stijgt doordat Nederlands opzoek gaan naar een betere toekomst in het buitenland
De Nederlandse economie is in slechte staat.
Veel Nederlanders verlaten Nederland voor de VS, Canada en Australië 

Slide 10 - Sleepvraag

De kaart hiernaast geeft de vestiging aan van allochtonen in Nederland. Wat valt je op? Geef bij je uitleg minstens 1 reden waarom de allochtonen zich daar vestigen.

Slide 11 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding en lees de bijbehorende stellingen van Xavi en Eli. Welke van de stellingen is juist? Leg je keuze uit.
Xavi:
Deze man komt overduidelijk niet uit Nederland. In Nederland is het niet mogelijk dat je als geboren Nederlander zo een donkere huid hebt. Hij is dus hoogstwaarschijnlijk allochtoon.
Eli:
Deze man heeft mogelijk een Nederlandse afkomst, want dit kan je niet zien aan de huidskleur van een persoon. Hij zou dus ook autochtoon kunnen zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Bekijk de kaart en noteer de aangegeven landen. Wanneer een van de ouders uit dit land komt, is het kind dan een westerse- of niet-westerse allochtoon?

Slide 13 - Tekstslide

Rond 1960 kwamen de arbeidsmigranten naar Nederland. Waardoor kwam het dat deze migranten nodig waren? Maak hierbij een koppeling met een andere gebeurtenis in Nederland die voorafgaand 1960 plaatsvond.

Slide 14 - Tekstslide

In de onderstaande afbeelding zijn een aantal migratiestromen naar Nederland weergeven. Geef bij elk van deze migratiestromen aan wat voor soort soort migratievorm dit is. Geef hierbij een toelichting.

Slide 15 - Tekstslide

Bedenk een kort verhaaltje waaruit je het verhaal vertelt over een man die wilt remigreren. Geef in je verhaal minstens 2 redenen waarom de man wilt remigreren. Gebruik niet meer dan 150 woorden.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit hoe segregatie ontstaat in Nederland. Benoem in je uitleg ook 2 redenen voor vestiging voor de migranten.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden + Uitleg toepassingsvragen en verdiepingsvragen

Slide 18 - Tekstslide

Bekijk de volgende afbeeldingen en lees de bijbehorende bijschriften. Is de persoon een autochtoon, westerse allochtoon, een niet-westerse allochtoon of buitenlander (Niet Nederlands)?
Antwoord:
Cody Gakpo: niet-westerse allochtoon.
Yolante Cabau: westerse allochtoon.
Mark Rutte: autochtoon.
Geert Wilders: westerse allochtoon.
Uitleg:

Cody Gakpo: Zijn moeder komt uit Nederland, maar zijn vader is Togolees (Afrikaanse afkomst). Hierdoor is Cody Gakpo een niet-westerse allochtoon 

Yolante Cabau: Haar moeder komt uit Nederland, maar haar vader uit Spanje. 
Dit maakt haar een westerse-allochtoon.

Mark Rutte: Zijn vader komt uit Rotterdam en zijn moeder komt uit Den Haag. Hij isdus autochtoon.

Geert Wilders:: Zijn vader komt uit Nederland, maar zijn moeder komt uit het voormalig Nederlands-Indi (nu Indonesie). Dit maakt hem dus een westerse-allochtoon.

Slide 19 - Tekstslide

Bekijk de volgende afbeeldingen en lees de bijbehorende bijschriften. Welke migratiesoort hoort bij de afbeelding?
Antwoord:
afbeelding 1: vluchtelingen
Afbeelding 2: arbeidsmigranten
Afbeelding 3: Migranten uit voormalige kolonie 

Uitleg:

Afbeelding 1: Uit het bijschrift blijkt dat het meisje gevlucht is voor de oorlog in haar land. Dit is herkenbaar aan de migratiesoort vluchtelingen.

Afbeelding 2: In de afbeelding zijn mensen te zien die aan het werk zijn. Ook is uit het bijschrift te ontlenen dat de mensen kwamen naar Nederland omdat hier meer geld te verdienen is. Dit is herkenbaar aan de migratiesoort arbeidsmigranten.

Afbeelding 3: Uit het bijschrift blijkt dat het gezin naar Nederland kwam na xe onafhaneklijkheid van Suriname. Suriname was dus een voormalig kolonie is van Nederland.

Slide 20 - Tekstslide

De kaart hiernaast geeft de vestiging aan van migranten in Nederland. Wat valt je op? Geef bij je uitleg 1 reden waarom de migranten zich daar vestigen.
Antwoord + uitleg

In de kaart valt op dat in de Randstad / Noord- en Zuid-Holland de vestiging van allochtonen absoluut hoger is dan de gebieden meer landinwaarts. Dit komt doordat er in de Randstad meer werk te vinden is, waardoor de kans op werk ook groter is. Dit is aantrekkelijk voor bijvoorbeeld arbeidsmigranten, waardoor het aantal allochtonen in zo een gebied in de loop van de jaren zal toenemen.

Slide 21 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding en lees de bijbehorende stellingen van Xavi en Eli. Welke van de stellingen is juist? Leg je keuze uit.
Antwoord+ uitleg

De stelling van Eli is juist.
Aan de huidkleur van een persoon kan je niet zien of een persoon autochtoon of allochtoon is. Zo kunnen namelijk de grootouders van de persoon van donkere huiskleur zijn, waardoor 1 van de ouders een donkere huidskleur is. Hierdoor is de persoon ook van donkere huidskleur, maar zijn beide ouders in Nederland geboren. 

Slide 22 - Tekstslide

Bekijk de kaart en noteer de aangegeven landen. Wanneer een van de ouders uit dit land komt, is het kind dan een westerse- of niet-westerse allochtoon?
Antwoord

De aangegeven landen zijn Engeland, Canada, Uruguay, Indonesie, Thailand en Turkije.

Westers allochtoon bij de volgende landen: Engeland, Canada en Indonesie

Niet-westers allochtoon bij de volgende landen: Uruguay, Thailand en Turkije. 
Uitleg
Een persoon is een westers allochtoon wanneer een van de ouders geboren is in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, en Indonesië en Japan.
 
Een persoon is een niet-westers allochtoon wanneer een van de ouders geboren is in  Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije.


Engeland
Is een Europees land.
Canada
Is een Noord-Amerikaans land.
Indonesie
Is een bijzonderheid.
Uruguay 
Is een Latijns-Amerikaans land.
Thailand
Is een Aziatisch land.
Turkije
Is een bijzonderheid.

Slide 23 - Tekstslide

Rond 1960 kwamen de arbeidsmigranten naar Nederland. Waardoor kwam het dat deze migranten nodig waren? Maak hierbij een koppeling met een andere gebeurtenis in Nederland die voorafgaand 1960 plaatsvond.
Antwoord + uitleg

De reden dat Nederland deze arbeidsmigranten aantrok, had te maken met een gigantisch tekort aan arbeidskrachten. Dit had te maken dat na de Tweede Wereldoorlog  zo een half miljoen Nederlanders emigreerde naar het buitenland opzoek naar een betere toekomst (doordat er dreiging van een atoomoorlog heerste bijvoorbeeld).

Slide 24 - Tekstslide

In de onderstaande afbeelding zijn een aantal migratiestromen naar Nederland weergeven. Geef bij elk van deze migratiestromen aan wat voor soort soort migratievorm dit is. Geef hierbij een toelichting.
Antwoord + uitleg
A: Oud koloniale gebieden, de migratiestroom komt uit de Nederlandse Antillen en Suriname. Suriname is hiervan een oud kolonie van Nederland.

B: Arbeidsmigranten, de migratiestroom komt uit een land (Marokko) waar het economisch minder gaat dan in Nederland, maar geen oorlog is. De migratiestroom zal dus voornamelijk arbeidsmigranten bevatten.

C: Gezinsvorming / gezinshereniging, de migratiestroom sluit aan met de migratiestroom van de arbeidsmigranten. Gezinsvorming/gezinshereniging zijn gekoppeld met de arbeidsmigranten, aangezien vaak eerst de vader van het gezin migreert. Pas als hij een baan heeft gevonden in het migratieland zal het gezin volgen.

D: Vluchtelingen: In Somalie heerst er voornamelijk gevaar vanuit de terroristische organisaties. Dit maakt het leven daar onveilig, waardoor gezinnen het land zullen ontvluchten naar bijvoorbeeld Nederland. Dit noem je vluchtelingen.

Slide 25 - Tekstslide

Bedenk een kort verhaaltje waaruit je het verhaal vertelt over een man die wilt remigreren. Geef in je verhaal minstens 2 redenen waarom de man wilt remigreren. Gebruik niet meer dan 150 woorden.
Antwoord 

In het verhaal moet het volgende naar boven komen;
  • De man is voorheen geëmigreerd naar Nederland en wilt terug gaan naar het land van herkomst.
  • 2 redenen waarom de man wilt remigreren zoals: herenigen met familie, het is toch niet zo goed in het emigratieland als men dacht, de reden voor emigratie is niet meer.

Slide 26 - Tekstslide

Leg uit hoe segregatie ontstaat in Nederland. Benoem in je uitleg ook 2 redenen voor vestiging voor de migranten.
Antwoord + uitleg 

Segregatie ontstaat wanneer groepen allochtonen bij elkaar wonen. Deze groepen allochtonen vestigen zich vooral in oude wijken rondom grote steden. Dit komt doordat hier de huizen goedkoper zijn en er in de grote steden veel kans is op werk. 

Slide 27 - Tekstslide

Leg aan de hand van een eigen  bedacht voorbeeld uit wat het verschil is tussen een allochtoon en een autochtoon. 

Slide 28 - Tekstslide

Leg het verband uit tussen de begrippen arbeidsmigranten, gezinshereniging en gezinsvorming. Geef bij je uitleg ook de betekenis van deze begrip (in eigen woorden).

Slide 29 - Tekstslide

Segregatie is iets waar mensen zowel direct of indirect mee te maken kunnen hebben, ook jij. Geef een voorbeeld van een ervaring die jij (of iemand die jij kent) hebt meegemaakt met betrekking tot segregatie. 

Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden + Uitleg samenvattingsopdrachten

Slide 31 - Tekstslide

Leg aan de hand van een eigen bedacht voorbeeld uit wat het verschil is tussen een allochtoon en een autochtoon. 
Antwoord + uitleg

Uit het eigen voorbeeld moet blijken dat een allochtoon een persoon is waarvan 1 of beide ouders geboren is in het buitenland en dat een autochtoon geen ouders hebben die geboren zijn in het buitenland. 


Slide 32 - Tekstslide

Leg het verband uit tussen de begrippen arbeidsmigranten, gezinshereniging en gezinsvorming. Geef bij je uitleg ook de betekenis van deze begrip (in eigen woorden).
Antwoord + uitleg

Een arbeidsmigrant is een persoon die naar Nederland is geïmmigreerd met de reden om hier werk te zoeken. Vaak komen alleen de mannen naar Nederland en blijft het gezin achter in het herkomstland. Als de vader dan een baan heeft, volgt later het gezin. Dit noem je gezinshereniging. De kinderen uit het gezin nemen als ze ouder zijn vaak een partner uit hetzelfde land van herkomst en vormen dan in Nederland een gezin. Dit noem je gezinsvorming.

Slide 33 - Tekstslide

Segregatie is iets waar mensen zowel direct of indirect mee te maken kunnen hebben, ook jij. Geef een voorbeeld van een ervaring die jij (of iemand die jij kent) hebt meegemaakt met betrekking tot segregatie. 
Uit het antwoord moet blijken dat de ervaring betrekking heeft tot de ruimtelijke scheiding van verschillende bevolkingsgroepen. 

Slide 34 - Tekstslide

Interactieve opdracht
Bekijk de video van 0:00 tot 1:27. In dit fragment komen verschillende meningen voorbij omtrent de vluchtelingencrisis in Ter Apel. Ga op onderzoek uit (5-10 minuten) en neem je eigen standpunt in over de volgende stelling; ''Moet Nederland de toestroom van vluchtelingen naar Nederland stopzetten?''. 

Slide 35 - Tekstslide

Moet Nederland de toestroom van vluchtelingen naar Nederland stopzetten?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag