Thema 12 planten en dieren samenvatting

Thema 12 Dieren en planten
We starten om 9:20

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 12 Dieren en planten
We starten om 9:20

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van de les weet je wat er belangrijk is
in thema 12

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 12.1
  • Je kunt in je eigen woorden vertellen hoe je aan een zoogdier kunt zien wat hij eet.
  • Je kunt in je eigen woorden uitleggen welke invloed eten heeft op het verteringsstelsel.
  • Je kunt uitleggen hoe planten ‘eten’.
  • Je kunt uitleggen hoe een dier/plant voorkomt dat ze opgegeten worden.

Slide 3 - Tekstslide

                                       §12.1 - Eten

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kauwen dieren?
Dieren kunnen we verdelen in drie groepen:
- Planteneter (herbivoren) 
- Vleeseters (carnivoren)
- Alleseters (omniforen)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Planteneters en vleeseters
Plantaardig voedsel is moeilijk verteerbaar door celwanden.

Oplossingen:
1 - Meerdere magen
2 - Herkauwen
3 - Bacteriën in pens en darmen

Slide 7 - Tekstslide

Fotosynthese
Via hun wortels komen planten aan mineralen en water

Met hun bladeren halen ze koolstofdioxide uit de lucht.

Hiervan maken planten voedingsstoffen. Alles begint met glucose

Slide 8 - Tekstslide

Glucose en dan?
Van glucose maken planten weer andere stoffen:

zetmeel - reservevoedsel / brandstoffen
eiwitten - bouwstoffen
vetten - reservevoedsel / brandstoffen
vitaminen - beschermende stoffen

Slide 9 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Camouflage: niet opvallen in de omgeving

Slide 10 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander
(giftig) dier

Slide 11 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Stekels, doornen en kleur gebruik, ook in het UV gebied

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen 12.2

Je kunt uitleggen hoe een insect ademhaalt.
• Je kunt uitleggen hoe een vis ademhaalt.
• Je kunt uitleggen waar planten zuurstof voor nodig hebben


Slide 13 - Tekstslide

Ademhaling bij dier

                                   en mens


12. 2 ademhalen

   plant

Slide 14 - Tekstslide

ademhaling
  • Je ademt om zuurstof op te nemen. 
  • Dat gebruik je voor verbranding, Om te kunnen bewegen.
  • Ook geef je koolstofdioxide af, dat ontstaat door verbranding.
  • Zuurstof wordt opgenomen in je longen en vervoert naar je lichaam in het bloed.

Slide 15 - Tekstslide


Insecten hebben een open bloedsomloop. Deze bestaat uit 1 ader. Zuurstof wordt vervoert in tracheën, dus niet in het bloed.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe ademen insecten
Insecten hebben geen longen, maar tracheeën. Ze komen uit bij een stigma, een klein gaatje waardoor zuurstof erbij komt.
Naam: Spiny Oakworm
Herkomst: Zoetwater in de buurt van Florida.

Slide 17 - Tekstslide

ademen
Insecten bewegen vaak met hun achterlijf. 
De tracheën ontspannen en trekken samen.
hierdoor stroomt de lucht naar binnen en naar buiten

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ademen insecten
Uitademen
• Spieren achterlijf trekken samen
• De tracheeën worden nauwer.
• Lucht met koolstofdioxide wordt
buiten geperst via stigma's.
Inademen
• Spieren achterlijf ontspannen.
• De tracheeën worden wijder.
• Lucht met zuurstof stroomt via
de stigma’s naar binnen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe ademen vissen
Zuurstof gaat via de kieuwen naar binnen en koolstofdioxide via de kieuwen naar buiten.

Slide 20 - Tekstslide

Bij vissen gaat het water langs de kieuwen . Deze nemen (net als onze longen) zuurstof op en geven koolstofdioxide af.

Slide 21 - Tekstslide

Hoe komen planten aan zuurstof?
Huidmondje

Slide 22 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 23 - Tekstslide

Gaswisseling plant
Planten hebben ook zuurstof nodig. Dit gebruiken ze namelijk bij de verbranding van glucose. 

Huidmondjes: 
regelen hoeveel zuurstof en koolstofdioxide de plant in en uit gaan. 

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen 12.3
- Je leert hoe dieren stoffen in hun lichaam vervoeren;

- Je leer hoe bij planten stoffen op de juiste plek komen.

Slide 25 - Tekstslide

Vervoer in insecten
- Bij insecten wordt lucht met zuurstof door tracheeën vervoerd. 

-

Slide 26 - Tekstslide

Voedingsstoffen en afvalstoffen worden door het bloed vervoerd.

- Een insect heeft een open bloedsomloop > het bloed stroomt vrij door het lichaam.

Slide 27 - Tekstslide

Vervoer in vissen
- Bij vissen vervoert het bloed zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen.

- De bloedsomloop bij vissen is gesloten > bloed stroomt in bloedvaten.

Slide 28 - Tekstslide

Enkele bloedsomloop
Bloed komt per ronde maar 1 keer door het hart

Het hart heeft 1 boezem en 1 kamer.

Slide 29 - Tekstslide

Vervoer in gewerfelde dieren

Slide 30 - Tekstslide

Verschillende gesloten bloedsomlopen
.
Enkelvoudige bloedsomloop bij vissen: het bloed gaat per omloop één keer door het hart.

Dubbele bloedsomloop bij andere gewervelde dieren:
het bloed gaat per omloop twee keer door het hart

Slide 31 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Het bloed komt per ronde 2 keer door het hart, een keer via de longen (kleine bloedsomloop) en een keer via de andere organen (grote bloedsomloop)

Het hart heeft 2 boezems en 2 kamers.

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoelen 12.4
  1. Je kunt uitleggen hoe dieren zich kunnen aanpassen aan warmte en kou.
  2. Je kunt uitleggen welke mechanismen een plant heeft om de droogte te overleven


Slide 33 - Tekstslide

warmbloedig
  • Lichaamstemperatuur is constant
  • Lichaamstemperatuur niet afhankelijk van de omgeving
  • Maakt eigen lichaamswarmte,         Dat kost veel energie

Slide 34 - Tekstslide

warmbloedig
  • Hoge temperatuur --> veel verbranding--> veel energie --> actief dier

Slide 35 - Tekstslide

Koudbloedig
  • Temperatuur zelfde als omgeving
  • afhankelijk van de omgevingstemperatuur
  • Zelf niet warm kunnen houden
  • Eigen temperatuur gelijk aan omgevingstemperatuur

Slide 36 - Tekstslide

Koudbloedig
  • in winter inactief
-  daardoor in de winter geen tot bijna geen energieverbruik.
  • Vaak een winterslaap
  • Dieren zijn niet heel actief, want zijn afhanklijk van de omgevinstemperatuur


Slide 37 - Tekstslide

Warmbloedig 
Manieren om af te koelen

* zomervacht/verenkleed/vetlaag
* warmte afgeven via bloed, huid
* lucht laten stromen
* hijgen

Slide 38 - Tekstslide

Warmbloedig
Manieren om warm te blijven:

* isoleren: wintervacht/verenkleed/vetlaag
* klein oppervlak, korte poten
* kou vermijden: winterslaap/winterrust, overwinteren

Slide 39 - Tekstslide

 koudbloedig dier
Koudbloedige dieren nemen de temperatuur van hun omgeving aan.

Lichaam opwarmen: in de zon liggen
Lichaam afkoelen: in de schaduw/in het water

Te koud: verbranding langzamer, bewegen trager

Slide 40 - Tekstslide

Hoe overleven planten droogte?
Woestijnplanten

Verdamping tegengaan
  • Vetlaagje rond de bladeren
  • Kleine blaadjes met weinig huidmondjes
  • Behaarde bladeren

Water opnemen en opslaan 
  • Lange wortels of breed vertakt en oppervlakkig
  • Water opslaan in de stengel

Slide 41 - Tekstslide

Wat kun je nog meer doen


  • Zelf samenvatting maken, eventueel met hulp van je werkboek. (einde van het hoofdstuk staat een paragraaf samenvatten.
  • Maak de test je zelf
  • Controleer al je antwoorden in je werkboek met de antwoordmodellen

Slide 42 - Tekstslide

Wat kun je nog meer doen

  •     Bekijk nog eens de videolessen op Youtube
  •     Bekijk de lessonups lessen die in jullie lessonupklasmapje klaar staan.
--  Via Magister studiewijzer kun je vinden hoe je kunt inloggen in je lessonup klas.



    Slide 43 - Tekstslide

    Wat kun je nog meer doen

    •     Bekijk nog eens de videolessen op Youtube
    •     Bekijk de lessonups lessen die in jullie lessonupklasmapje klaar staan.
    --  Via Magister studiewijzer kun je vinden hoe je kunt inloggen in je lessonup klas.



      Einde presentatie

      Slide 44 - Tekstslide