Les 3: Poëzie en beeldspraak

Lesdoelen 
Aan het einde van deze les weet je wat figuurlijk taalgebruik is.
Aan het einde van deze les weet je waar je een gedicht aan kunt herkennen.
Aan het einde van deze les weet je wat beeldspraak is.
Aan het einde van deze les weet je wat een strofe en een enjambement is.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen 
Aan het einde van deze les weet je wat figuurlijk taalgebruik is.
Aan het einde van deze les weet je waar je een gedicht aan kunt herkennen.
Aan het einde van deze les weet je wat beeldspraak is.
Aan het einde van deze les weet je wat een strofe en een enjambement is.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poëzie

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lees dit gedicht
van boven naar beneden en dan van beneden naar boven.

1. Waar gaat dit gedicht over?
2. Wat vind je van dit gedicht. Denk aan: Beoordelingswoorden + argumenten
3. Wat is de tegenstelling in dit gedicht?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proza en poëzie
Proza en poëzie zijn twee soorten fictie. Met proza bedoelen we verhalen, poëzie is een ander woord voor gedichten. Gedichten herken je meteen aan de uiterlijke vorm: de regels zijn kort en er staat veel wit om de regels van een gedicht.
De volgende kenmerken komen vaak voor bij gedichten:
- Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: Woorden worden herhaald
- Gedichten zijn vaak verdeeld in stukken tekst waarvan de versregels bij elkaar horen. Zo’n stuk tekst noemen we bij gedichten een strofe. Tussen de strofen van een gedicht staan witregels.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik wil zeggen dat je een woord of uitdrukking niet de letterlijke betekenis geeft.
Letterlijk taalgebruik: Een kip kan zonder kop nog een eindje lopen
Figuurlijk taalgebruik: Hij praat als een kip zonder kop.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak
Een vorm van figuurlijk taalgebruik is beeldspraak. Met beeldspraak bedoelen we dat een dichter beelden maakt van taal. Hij doet dit omdat hij iets wil zeggen op een originele manier. Het is soms voor dichters de enige manier om precies te zeggen wat ze bedoelen. Er zijn twee soorten beeldspraak:
- Er wordt iets vergeleken met iets anders, met behulp van het woord ‘als’:
Haar ogen fonkelden als sterren.
- Het beeld staat op zichzelf:
De sterren waren plotseling uitgedoofd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Metafoor: 
Cliché
Soms worden uitdrukkingen of gezegdes zo vaak gebruikt, dat het afgezaagd is geworden. Dan is het een cliché. Dichters proberen zo min mogelijk clichés te gebruiken, maar juist origineel te zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enjambement

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Racoon - Oceaan
Wat zie je in deze songtekst aan begrippen? metafoor enjambement, rijmen etc. 
Waar gaat het liedje over?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is beeldspraak?
A
Letterlijk woordgebruik
B
Figuurlijk woordgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen cliché?
A
Als een kip zonder kop
B
Als warme broodjes over de toonbank gaan
C
De aap komt uit de mouw
D
De aap komt uit het water

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het als een gedicht wordt afgebroken in een zin op een plek waar normaal geen pauze valt?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een groepje versregels in een gedicht?
A
Strofe
B
Alinea

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

'De golven aaien de zwemmers'.
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterren dansen op het ijs.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat een sluwe vos.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Die leerlingen uit de brugklas van de Breul zijn net een stel kleuters
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van beeldspraak?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rijm
Soms vind je in een gedicht rijm. Maar al heel veel moderne dichters rijmen niet meer, tenminste, het ligt eraan wat je verstaat onder rijm. Er zijn namelijk verschillende soorten rijm. De rijmvorm die we het vaakst bedoelen als we ‘rijm’ zeggen, is eindrijm. De woorden aan het eind van de regels rijmen op elkaar. Er zijn naast eindrijm nog andere vormen van rijm, die behandelen we een andere keer.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijmschema's
Eindrijm is de opvallendste vorm van rijm. De woorden aan het eind van een versregel rijmen.
Als je dezelfde rijmklank met een letter aanduidt, kun je zien of een gedicht een vast rijmschema heeft.

Voorbeelden van rijmschema’s zijn:
- Gepaard rijm (AABB)
- Gekruist rijm (ABAB)
- Omarmend rijm (ABBA)
- Gebroken rijm (ABCB)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk rijmschema is dit?
A
ABAB (gekruist)
B
ABBA (omarmend)
C
AABB(gepaard)
D
ABCB (gebroken)

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Poëzie

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Poëzieopdracht 
Ga zelf aan de slag met je opdracht poëzie!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies