Nederlands blok 2 lezen vmbo-bk

Lezen
Blok 2 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen
Blok 2 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het eind van de les kun je het tekstdoel voorspellen door te kijken naar de titel, de afbeelding en de bron.
  • Aan het eind van de les kun je het tekstdoel en het onderwerp voorspellen door een tekst verkennend te lezen. 
  • Aan het eind van de les kun je het leesplan gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Leesdoelen en tekstdoelen

De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. Het doel van de schrijver met zijn tekst is het tekstdoel

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen
  • Informeren: de schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
  • Overhalen: de schrijver wil de lezer aansporen iets te gaan doen.
  • Amuseren: de schrijver wil de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen. 

Slide 4 - Tekstslide

Een strip hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overhalen

Slide 5 - Quizvraag

Een advertentie hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Overhalen
C
Informeren

Slide 6 - Quizvraag

Tekstsoorten en tekstvormen
Het tekstdoel is de bedoeling die een schrijver heeft met zijn tekst. Daarbij past steeds een bepaalde tekstsoort. De tekstvorm kan steeds veranderen. 

Slide 7 - Tekstslide

Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
Informeren: de lezer iets vertellen
informerende tekst
bijvoorbeeld: nieuwsbericht, tijdschrijftartikel
Overhalen: de lezer aansporen iets te gaan doen
aansporende tekst
bijvoorbeeld: reclametekst, folder
Amuseren: de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen 
amuserende tekst 
bijvoorbeeld: stripverhaal, gedicht, songtekst 

Slide 8 - Tekstslide

Verkennend lezen 
Als je wil weten waarover een tekst gaat en wat het tekstdoel is, heb je niet altijd genoeg aan de titel en de afbeelding. Lees ook de eerste zinnen van de tekst of kijk waar de tekst vandaan komt. Deze leesmanier noem je verkennend lezen

Slide 9 - Tekstslide

Verkennend lezen 
Je leest een tekst verkennend om te kunnen voorspellen waar hij over gaat: het onderwerp van de tekst. Ze kun je zien of de tekst past bij je leesdoel. 

Slide 10 - Tekstslide

Verkennend lezen
  1. Lees de titel. Die staat boven de tekst en is meestal iets groter gedrukt. 
  2. Bekijk de afbeelding. Dit kan een foto of een tekening zijn 
  3. Lees de eerste zinnen. In een krant of een tijdschrift zijn deze meestal vetgedrukt. 
  4. Lees de opvallende gedrukte woorden. Soms zijn woorden bijvoorbeeld groter gedrukt, vetgedrukt of schuingedrukt. 
  5. Kijk naar de bron. De bron is de plaats waar de tekst vandaan komt, bijvoorbeeld uit een krant, een tijdschrift, een boek of van een website. De bron staat meestal onder de tekst.   

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht:
  1. Jullie krijgen zo een tekst op papier.
  2.  Lees de tekst verkennend.
  3. Onderstreep alle kenmerken die je hebt gebruikt bij het verkennend lezen (plaatjes, bron etc.).
  4. Waar denk je dat de tekst over gaat? 
  5. Klaar? Wacht even in stilte. 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Blok 2 Lezen
Basis: 33, 34 & 35 (blz 76 t/m 78)
Kader: 43, 44 & 45 (blz 90 t/m 92)

Slide 13 - Tekstslide

Wat hebben jullie geleerd? 
  • Je kan nu het tekstdoel voorspellen door te kijken naar de titel, de afbeelding en de bron.
  • Je kan nu het tekstdoel en het onderwerp voorspellen door een tekst verkennend te lezen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat hebben we gisteren gedaan?

Slide 15 - Woordweb

Kijken naar de bron van een tekst is een onderdeel van verkennend lezen.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Bij verkennend lezen ga je heel precies de hele tekst lezen.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Je leest een tekst verkennend om te kunnen voorspellen waar hij over gaat.
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Welke drie soorten tekstdoelen ken je?

Slide 19 - Open vraag

Leesplan
Voordat je een tekst gaat lezen, verken je de tekst. Daarna lees je de tekst helemaal en probeer je deze te begrijpen. Na het lezen denk je na over de tekst. Als je de stappen van het leesplan hieronder volgt bij elke tekst, zul je merken dat je teksten beter gaat begrijpen. 

Slide 20 - Tekstslide

Leesplan 
1. Voor het lezen
De tekst verkennen
  • Wat is dit voor een soort tekst?
  • Waarom lees je deze tekst?
  • Welke leesmanier kun je het beste kiezen?

Slide 21 - Tekstslide

Leesplan 
De inhoud verkennen 
  • Lees de titel, tussenkopjes en opvallende woorden.
  • Bekijk de afbeeldingen. 
  • Lees de eerste zinnen.
  • Bekijk de bron. 
  • Voorspel waar de tekst over gaat.
  • Wat weet je al van het onderwerp?
  • Wat wil je nog meer weten over het onderwerp?

Slide 22 - Tekstslide

Leesplan 
2. Tijdens het lezen
De tekst begrijpen
  • Lees steeds een klein stukje tekst. 
  • Denk aan wat je al weet.
  • Probeer voor je te zien wat je leest. 
  • Los op wat je niet begrijpt.
-Moeilijk woord? Gebruik het stappenplan moeilijke woorden.
-Moeilijke zin? Lees de zin opnieuw.

Slide 23 - Tekstslide

Leesplan 
3. Na het lezen
De tekst verwerken
  • Waar ging de tekst over? 
  • Klopte je voorspelling?
  • Bedenk voor jezelf wat er in de tekst stond.
  • Wat weet je nu wat je voor het lezen nog niet wist?
  • Heb je de goede leesmanier gekozen?

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Blok 2 Lezen
Basis: 33, 34, 35, 36 & 37 (blz 76 t/m 80)
Kader: 43, 44, 45, 46 & 47 (blz 90 t/m 95)

Slide 25 - Tekstslide

Wat hebben jullie geleerd? 
  • Je kan nu het tekstdoel voorspellen door te kijken naar de titel, de afbeelding en de bron.
  • Je kan nu het tekstdoel en het onderwerp voorspellen door een tekst verkennend te lezen.
  • Je kan nu het leesplan gebruiken. 

Slide 26 - Tekstslide