3. Nederlandse stadswijken

Nederlandse stadswijken
Nederlandse stadswijken
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlandse stadswijken
Nederlandse stadswijken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
BK
  • Je kent de verschillen tussen de soorten stadswijken
  • Je kunt de verschillen tussen de stadswijken verklaren
KGT  TH
  • Je kunt stadswijken uit vijf verschillende perioden herkennen
  • Je kunt de verschillen tussen de stadswijken uit vijf verschillende perioden verklaren

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
HV
  • Je kunt stadswijken uit zes verschillende perioden herkennen
  • Je kunt de verschillen tussen de stadswijken uit zes verschillende perioden verklaren

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw stad
Eerst de meest simpele opbouw. DIt is nergens in de werkelijkheid. 

Slide 4 - Tekstslide

binnenstad
nieuwe woonwijken
oude woonwijken

Slide 5 - Sleepvraag

oude woonwijken
park 
industrie
centrum
nieuwe woonwijken

Slide 6 - Sleepvraag

Het stadscentrum
  • Het bruisende deel van de stad.
  • Vaak oudste deel van de stad. 
  • Kerk en markt 
  • middeleeuwen ontstaan (1000 na Chr)

Slide 7 - Tekstslide

De arbeiderswijken 
  • om centrum heen
  • vroeger: huizen en fabrieken
  • nu alleen nog huizen
  • niet heel groot, wel dicht op elkaar
  • slechte kwaliteit 

Slide 8 - Tekstslide

Zoek het verschil tussen voor- en naoorlogse wijken en upload een foto hiervan.

Slide 9 - Open vraag

De vooroorlogse wijken
  • betere kwaliteit dan arbeiderswoningen 
  • eerste eensgezinswoningen
  • om arbeiderswoningen heen
  • meer groen 

Slide 10 - Tekstslide

De naoorlogse wijken 
  • woningnood
  • 1950 - 1970
  • jonge gezinnen met kinderen
  • veel groen

Slide 11 - Tekstslide

De jaren 70 wijken 
  • eensgezinswoningen 
  • 1970 - 1985
  • kronkelige straten, speels
  • ruim opgezet
  • verder bij het centrum vandaan 

Slide 12 - Tekstslide

Nieuwbouwijken
  • aan de rand van de stad
  • na 1985
  • ruim opgezet
  • veel groen
  • gezinnen

Slide 13 - Tekstslide

Maak twee foto's. Eerst een foto van de oudste huizen en daarna een foto van de nieuwere huizen.
timer
15:00

Slide 14 - Open vraag

Van de stadsrand naar de binnenstad: 
neemt de bebouwingsdichtheid....
neemt de ouderdom van de bebouwing....
neemt de hoeveelheid groen....
neemt het aantal winkels en voorzieingen......
neemt de verkeersdrukte....

Slide 15 - Sleepvraag

Nederlandse steden hebben veel industrie vlakbij het centrum.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

In het centrum van een stad vind je vaak veel winkels.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Hoe word het centrum van een stad genoemd?
A
Oude woonwijken
B
Nieuwe city
C
City West
D
Historische binnenstad

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk de bron.
In welk type woonwijk zal de leefbaarheid
over het algemeen het slechtst zijn?
A
Woonwijken 1870-1920
B
Woonwijk 1920-1940
C
Woonwijken 1950-1970
D
Woonwijken van na 1970

Slide 19 - Quizvraag

Woonwijken liggen in het stadscentrum.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Grote meubelwinkels liggen vooral in
A
Binnenstad
B
stadscentrum
C
woonwijken
D
bedrijventerreinen

Slide 21 - Quizvraag

Toeristen gaan het meest kijken in de
A
binnenstad
B
stadscentrum
C
woonwijken
D
bedrijventerreinen

Slide 22 - Quizvraag

Oude woonwijken zijn:
A
Wijken rondom de binnenstad
B
Wijken buiten de ringweg
C
Wijken in de binnenstad
D
Wijken in dorpjes

Slide 23 - Quizvraag

Wat moet je nu kunnen en kennen?
 Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 24 - Tekstslide