5.8 spelling

Spelling 5.8
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling 5.8
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leg ik uit
Waar je het document kunt vinden met de opdrachten.
Hoe je de opdrachten gaat maken.
Wanneer je het af moet hebben.

de theorie die je daarvoor nodig hebt

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak ik de opdrachten?
Vanaf nu maak je de opdrachten niet (meer) in je schrift of werkboek, maar ga je digitaal, (dus op je I-Pad, of laptop of computer)de opdrachten maken. 

Geef zo duidelijk en uitgebreid mogelijk antwoord.

In studiewijzer zit je doelenkaart voor 5.5/5.7 en 5.8, gebruik deze goed, zo weet je wat je nog lastig vindt en kun je mij ook de goede vragen stellen.
Er is een vast moment om vragen te stellen via een livestream en je mag mij mailen.

Slide 3 - Tekstslide

Waar vind ik de lessen van deze week?
  • In magister in je weekrooster, bij de eerste les Nederlands van de week.
  • En in magister in het kopje studiewijzers ( daar staat een document met de weektaak/doelenkaart zoals ook in je magister rooster staat)
  • Je doelenkaart zet ik dus ook in studiewijzer

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer heb ik de opdrachten af?
Aan het eind van de week, dus uiterlijk op maandag 25 mei heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning voor de hele week.

Ik kan dat ook digitaal zien, je hoeft deze week niets toe te sturen van het huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg van de theorie 5.8
Lees goed de doelen in deze les en op je doelenkaart.

Je kunt de theorie ook vinden in je lesboek en op je I-Pad bij 5.8 spelling

Slide 6 - Tekstslide

Doelen 5.8
in deze les leer ik:
  • wat een tegenwoordig deelwoord is en hoe ik dat schrijf
  • wat een bijvoeglijke naamwoorden is en hoe ik dat schrijf
  • wat trappen van vergelijking zijn en hoe ik deze schrijf
  • 20 dicteewoorden foutloos schrijven

Slide 7 - Tekstslide

tegenwoordig deelwoord(dit heet ook wel het onvoltooid deelwoord)
geeft aan dat de handeling nog niet voorbij is, dus nog bezig is.

Je schrijft het door achter het hele werkwoord( de infinitief) een -d te zetten.

voorbeeld: rennend door de gang kwamen de leerlingen net op tijd.

fluiten – fluitend: De postbode brengt fluitend de post rond.
mopperen – mopperend: De spelers verlieten mopperend het veld.

Slide 8 - Tekstslide

uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over het tegenwoordig deelwoord.

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

bijvoeglijk naamwoord ( bn)
  • hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
  •  en zegt iets over het zelfstandig naamwoord:
         voorbeelden:   de maaltijd – de gezonde maaltijd;
                                       het mes – het scherpe mes

  • meestal schrijf je  -e achter het bijvoeglijk naamwoord. 
  • Soms is dat zo, wanneer een onzijdig zelfstandig naamwoord (een het-woord) wordt voorafgegaan door een:
          voorbeelden:een lief jongetje; een lieve jongen

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.
Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Ook werkwoordsvormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:
• het tegenwoordig deelwoord + -e:
lachende leerlingen; pratende docenten.

Slide 11 - Tekstslide

uitlegvideo
hier volgt een uitlegvideo.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

dit zijn ook bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.
Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Ook werkwoordsvormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:
• het tegenwoordig deelwoord + -e:
lachende leerlingen; pratende docenten.
• het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
de gezochte man; de uitgereikte medaille; het bezette pand; de gewonnen wedstrijd.
De vuistregel hierbij is: schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Let op: bezette en gewonnen worden met een dubbele letter geschreven vanwege de uitspraak.

Slide 14 - Tekstslide

trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken.
Er zijn drie trappen: 
  • de stellende trap, 
  • de vergrotende trap 
  • en de overtreffende trap.
voorbeeld: oud-ouder-oudst

Slide 15 - Tekstslide

hierna volgt een uitlegvideo
Er is ook een extra video op je I-pad over de trappen van vergelijking. Gebruik deze als het het nog lastig vindt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Dicteewoorden
Er staan 20 dicteewoorden in deze paragraaf. 
Ga deze oefenen. Je mag ze gewoon opschrijven, of een andere manier bedenken om ze te leren schrijven.

Doe dit deze week 4x 10 minuten.

Slide 18 - Tekstslide

Ga nu oefenen
De opdrachten van 5.8 spelling die je deze week gaat oefenen zijn:
5.8: 1,2,3,4,5,6,8,9,10,12,13,14,15a,16, test jezelf 5.8, 3x 10 minuten spellingwoorden oefenen en 1 uur lezen, toetsjes lesson up trappen van vergelijking, bijv. Naamwoord, tegenwoordig deelwoord. 
gebruik je doelenkaart!

Slide 19 - Tekstslide

vragen?
Je kunt in de onlinesessie vragen stellen
Je mag altijd vragen stellen via de mail

Succes, je kunt het!

Slide 20 - Tekstslide