H2 lezen over argumentatie

Uitleg argumentatiestructuren
H3 lezen blz. 76
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Uitleg argumentatiestructuren
H3 lezen blz. 76

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Lesdoel 1: ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument. 

Lesdoel 2: ik kan onderschied maken tussen feitelijk en waarderdende argumentatie. 

Lesdoel 3: Ik kan argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een argument?
Een argument is een uitleg waarom je iets vindt.
Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt,  dan kun je als uitleg geven:
 ‘Ik wil niet naar buiten omdat het regent’, of: ‘Het regent, daarom wil ik niet
naar buiten.’ 
Het argument is dan: het regent.

Slide 3 - Tekstslide

signaalwoorden
Soms is het onduidelijk of iets een argument is of niet. Iets is meestal een argument als één van de volgende woorden in de zin zit:

omdat
want
daarom
dus

Slide 4 - Tekstslide

De woorden ‘omdat’ en ‘want’ staan aan het begin van een argument.

Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

De woorden ‘daarom’ en ‘dus’ komen juist na een argument.

Voorbeeld: Ik heb geen fiets, daarom ga ik met de bus naar school.

Slide 5 - Tekstslide





   Waarom zou je goed moeten kunnen argumenteren?

   Waarom zou je argumenten moeten kunnen      herkennen in een tekst?

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn twee soorten argumenten:

Feitelijke argumenten zijn objectief. Je kunt het controleren

Waarderende argumenten zijn subjectief. Iemand anders kan er een argument bij hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 8 - Sleepvraag

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 9 - Sleepvraag

Argumentatiestructuren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

4 basisstructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 14 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 15 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 16 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 17 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Het Vechtdal College is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

Het Vechtdal Collge is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Het Vechtdal College is voor leerlingen van alle leeftijden een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

onderschikkende argumentatie

Slide 25 - Tekstslide

Volgens specialisten presteren leerlingen beter in een ouderwets onderwijssysteem
Ze luisteren beter naar de  docenten in de klas dan in een digitale les.
Onderschikkende en nevenschikkende argumentatie. 


Ze hebben de structuur van een reguliere schooldag nodig.
De docenten zien ook beter of de leerlingen opletten

Slide 26 - Tekstslide

H3 lezen blz. 76
Maken: Startopdracht
 1, 2, 4

Slide 27 - Tekstslide