Les 62 Betrekkelijk voornaamwoord

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Anagram
2. Terugblik
3. Doel benoemen
4. Voorkennis activeren
5. (Uitleg les 62)
6. Zelfstandig werken
7. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Welk beroep oefent deze man uit?

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Deze jongen is het snelste.

Slide 5 - Open vraag

Noteer het aanwijzende voornaamwoord:
Maar deze keer mis ik het niet.

Slide 6 - Open vraag

Noteer het aanwijzend voornaamwoord

Dat had ik niet verwacht van dat groepje!

Slide 7 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Met die caravan gaan wij op vakantie.

Slide 8 - Open vraag

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw.) wijst iets aan.

Dit zijn de aanwijzende
voornaamwoorden:
- Die
- Dit
- Dat
- Deze 
- Zulk(e)
- Zo'n
- Dezelfde

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
De man die als eerste reageerde, bleek een verre neef te zijn van mijn moeder.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
De gemeenteraad is het eens met het ontwerp voor het nieuwe stadhuis dat de architect heeft getekend.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
Er zijn mensen die elk jaar naar precies hetzelfde vakantieadres gaan.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
De coach vertelde enthousiast over het plan dat hij voor zijn team had bedacht.

Slide 15 - Open vraag

Had je de vier voorafgaande vragen goed of één fout? 
>>> Ga verder met vraag 1 t/m 7  op bladzij 128 en 129.


Had je moeite met de voorafgaande vragen?
>>> Doe mee met de uitleg.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Antecedent
Het antecedent is het woord, het zinsdeel of de zin waar het betrekkelijk voornaamwoord naar verwijst.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat?
Afmaken les 61 opdracht 2 t/m 7, blz. 126 en 127
Maken les 62 opdracht 1 t/m 7, blz. 128 en 129
Hoe?
Lees uitleg op bladzij 128
Tijd?
Tot einde van de les
Klaar?
Werkblad maken 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
Wat hij beweert, is echt totale onzin.

Slide 25 - Open vraag

Wat gaan we doen vandaag?

1. Nakijken
2. Terugblik
3. Zelfstandig werken
4. Afsluiten


Slide 26 - Tekstslide

Nakijken

Les 61 opdracht 1 t/m 6

Slide 27 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- stop de bus
- werkblad moeilijke woorden en zinnen

Slide 28 - Tekstslide

Stop de bus

- Het team dat als eerste al zijn categorieën ingevuld
heeft roept: "Stop de bus!”
- Iedereen stopt met schrijven.
- De punten worden geteld.

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld
Dier 
Eten 
werkwoord
Land 
sport
giraffe
groene kool
geven
Griekenland
gym

Slide 30 - Tekstslide