Week 5 Nederlands 3 vwo grammatica

Week 5
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 4 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2
201 Lezen + woordenschat.                                  Proefwerk 3 x.
3. Mening en argumenten
4. Opbouw van argumenten
Afgerond
202 Taalverzorging. Grammatica + taalverzorging en formuleren                                                                    SO 1 X. 
203 Betoog.                                                                  SO 2X.

Slide 5 - Tekstslide







Donderdag 10 maart
so grammatica en formuleren



Slide 6 - Tekstslide

Week 5  7 februari t/m 
11 februari 2022
  • oofys - LessonUp
  • Cijfers proefwerk lezen: uiterlijk woensdag 16 februari
  • Start samengestelde zinnen p. 150
  • Volgende week starten we met redekundig ontleden

Slide 7 - Tekstslide

Taken week 5


Grammatica taalkundig ontleden: lees pagina 142 en 143
  • Maak opdracht 4 en 5 op  bladzijde 144

Grammatica samengestelde zinnen: lees pagina 150
  • Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 152 (2b hoeft niet!!!)


Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:

  • het uitbreiden van jouw woordenschat.
  • het toepassen van woordraadstrategieën.
  • Je leert wat de taalkundig ontleden is.
  • Je leert hoe je hoofd- en bijzinnen herkent.

Slide 9 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 10 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 11 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 12 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 13 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
Bij het lezen van een tekst kom je soms moeilijke en onbekende woorden tegen. Aan de hand van de woordraadstrategieën kun je de betekenis van het onbekende woord afleiden uit de tekst.


De volgende woordraadstrategieën kun je inzetten:
 Er staat een synoniem van het woord in de tekst.
 Er staat een omschrijving of definitie van het woord in de tekst.
 Het woord wordt uitgelegd door een voorbeeld.
 Bij het woord staat een woord met de tegenovergestelde betekenis.
 Je kent een deel van het woord of je herkent het woord uit een andere taal.
 Bij de tekst staat een afbeelding.

Slide 14 - Tekstslide

Taalkundig vs. Redekundig

Slide 15 - Tekstslide

Extra uitleg en oefenen
Herhaling lesstof
  • Naslag grammatica Kern - blz. 164-170

Extra oefenen

Slide 16 - Tekstslide

Taalkundig
  1. Taakanalyse – Wat wordt er van mij verwacht?
  2. Voorkennis – Wat weet ik al?

Maak twee rijtjes van de woordsoorten. Verdeel de woordsoorten in makkelijk en moeilijk.

Slide 17 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

 

De politie heeft in Naarden een nachtelijke klopjacht gehouden op een inbreker die rond middernacht een huis binnen was gedrongen.




Slide 18 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

 

De politie heeft in Naarden een nachtelijke klopjacht gehouden op een inbreker die rond middernacht een huis binnen was gedrongen.


zelfstandige naamwoorden: politie, Naarden, klopjacht, inbreker, middernacht, huis
lidwoorden: de, een, een, een
bijvoeglijke naamwoorden: nachtelijke

Slide 19 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle bijwoorden, voorzetsels, voorzetseluitdrukkingen en voornaamwoorden. Geef bij de voornaamwoorden ook aan om wat voor soort het gaat.

 

De acteurs mochten maandagavond over hun nieuwste voorstelling vertellen en wezen daarbij op allerlei actuele privacyvraagstukken.




Slide 20 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle bijwoorden, voorzetsels, voorzetseluitdrukkingen en voornaamwoorden. Geef bij de voornaamwoorden ook aan om wat voor soort het gaat.

 

De acteurs mochten maandagavond over hun nieuwste voorstelling vertellen en wezen daarbij op allerlei actuele privacyvraagstukken.

bijwoorden: -
voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen: over, op
voornaamwoorden: hun (bezittelijk)





Slide 21 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle werkwoorden. Geef aan wat voor soort werkwoord het.


In sommige fabrieken zullen op de bestaande machines ook andere producten worden gemaakt.




Slide 22 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle werkwoorden. Geef aan wat voor soort werkwoord het.


In sommige fabrieken zullen op de bestaande machines ook andere producten worden gemaakt.


Zullen: hulpwerkwoord
Worden: hulpwerkwoord
Gemaakt: zelfstandig werkwoord



Slide 23 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle telwoorden. Geef ook aan of het om een rangtelwoord of hoofdtelwoord gaat en of het om een bepaald of onbepaald telwoord gaat.

 

Volgens de laatste cassettebandjesfabriek van de Benelux is de verkoop van cassettebandjes in de afgelopen vijf jaar vervijfvoudigd, doordat mensen zich afzetten tegen de digitale media.






Slide 24 - Tekstslide

Even oefenen
Noteer van onderstaande zin alle telwoorden. Geef ook aan of het om een rangtelwoord of hoofdtelwoord gaat en of het om een bepaald of onbepaald telwoord gaat.
 

Volgens de laatste cassettebandjesfabriek van de Benelux is de verkoop van cassettebandjes in de afgelopen vijf jaar vervijfvoudigd, doordat mensen zich afzetten tegen de digitale media.


laatste (onbepaald rangtelwoord)
vijf (bepaald hoofdtelwoord)




Slide 25 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
Deze week oefen je met:
  • het uitbreiden van jouw woordenschat.
  • het toepassen van woordraadstrategieën.
  • het herkennen van woordsoorten in een zin.
  • het herkennen van hoofd- en bijzinnen.

Slide 26 - Tekstslide

Nakijken weektaak

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 144
a zelfstandige naamwoorden: politie, Naarden, klopjacht, inbreker, middernacht, huis
lidwoorden: de, een, een, een
bijvoeglijke naamwoorden: nachtelijke
 b zelfstandige naamwoorden: KLM, dinsdag, tiental, vluchten, werkonderbrekingen, luchthavens
  lidwoord: een
  bijvoeglijke naamwoorden: Duitse
 c zelfstandige naamwoorden: parlementslid, werkzaamheden
  lidwoorden: het
bijvoeglijke naamwoorden: homoseksuele, Braziliaanse

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 144
 d zelfstandige naamwoorden: honderden, tientallen, zeekoeten, weken
lidwoorden: de
  bijvoeglijke naamwoorden: dode, verzwakte, afgelopen
 e zelfstandige naamwoorden: neerstorten, vrachtvliegtuig, Iran, bemanningsleden, leven
  lidwoorden: het, een
  bijvoeglijke naamwoorden: -

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 144
a bijwoorden: -
  voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen: over, op
  voornaamwoorden: hun (bezittelijk)
 b bijwoorden: steeds, verder, uiteindelijk
  voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen: op, tussen, bij, van, per
  voornaamwoorden: hij (persoonlijk), zo’n (aanwijzend)
 c bijwoorden: er, steeds, vaker, flexibel
  voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen: voor, om, te
  voornaamwoorden: -

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 144
d bijwoorden: straffeloos
  voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen: in
  voornaamwoorden: hun (bezittelijk)
 e bijwoorden: hoeveel
  voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen: ten behoeve van, te, per, voor
  voornaamwoorden: -

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 144
a werd; koppelwerkwoord; onvoltooid verleden tijd
 b zullen worden gemaakt: hulpwerkwoord, hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord; voltooid tegenwoordige toekomende tijd
 c zou bijgewoond hebben; hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord; voltooid verleden toekomende tijd

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 144
d ben geworden; hulpwerkwoord, koppelwerkwoord; voltooid tegenwoordige tijd
 e blijf; koppelwerkwoord; onvoltooid tegenwoordige tijd

Slide 33 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 34 - Tekstslide