Week 12 2E

Week 12 - klas 2E
Les 1: toets bespreken + verder met woordenschat H4

Les 2: afronden woordenschat H4 

Les 3: tio (deadline tekst 4, 6 en 7!!!)


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Week 12 - klas 2E
Les 1: toets bespreken + verder met woordenschat H4

Les 2: afronden woordenschat H4 

Les 3: tio (deadline tekst 4, 6 en 7!!!)


Slide 1 - Tekstslide

We gaan nu de toets bespreken. Had je een goed cijfer en wil je graag verder werken: TiO (23/3 DL tekst 4, 6, 7 en 30/3 spelttoets) OF begin vast aan opdr. 4  (p. 116)

Slide 2 - Tekstslide

Toets = 50 pnt (evt. +0.2 bonus)

Slide 3 - Tekstslide

2 Wat is het onderwerp van de tekst? Noteer in één woord.  
Antwoord: uitstelgedrag/uitstellen/procrastinatie 2 pnt 
Morgen begin ik eraan



[1] Rianne werkt al een tijd op een accountantskantoor. Hoewel het prima gaat, merkt ze dat ze best vaak tot 's avonds laat zit te werken, omdat ze haar tijd overdag liever aan de wat minder belangrijke klussen besteedt. Maar dan moet het werk echt af en werkt ze dus avonden door. 'Ineens moet ik hard werken om alles af te krijgen, terwijl die deadlines al weken bekend zijn.'

[2] Rianne is niet de enige die last heeft van uitstelgedrag. Ongeveer 95% van alle mensen lijdt aan 'procrastinatie', zoals de officiële term ervoor luidt. Het is de reden dat we liever op de bank televisie blijven kijken, terwijl ons (huis)werk schreeuwt om aandacht. We kiezen nu eenmaal liever voor plezier op de korte termijn dan tijd te besteden aan iets wat – zo denken we – later ook nog wel kan.

[3] Piers Steel, hoogleraar psychologie aan de universiteit van Calgary en auteur van het boek Uitstelgedrag, deed meer dan tien jaar onderzoek naar procrastinatie. Zijn conclusie: uitstel loont niet. Onderzoek toont aan dat mensen die extreem uitstelgedrag vertonen over het algemeen minder gezond, rijk en gelukkig zijn dan hun minder uitstelgevoelige medemens.

[4] Voor de duidelijkheid: dingen uitstellen omdat ze niet in de planning passen, is nog geen procrastinatie. 'Procrastinatie betekent dingen uitstellen waarvan je eigenlijk denkt of weet dat je ze nu zou moeten doen', verheldert Steel. 'Het is een irrationeel uitstel.' Een kamer die niet is opgeruimd is nog onschuldig, maar procrastinatie kan tot behoorlijke problemen leiden: van boze moeders wegens puinhopen in tienerkamers tot slechte rapporten en stukgelopen relaties. 'Er zijn wel eens mensen ontslagen wegens uitstelgedrag', zegt Steel. 'En ik ken zelfs iemand die in de gevangenis belandde omdat hij zijn taakstraf maar bleef uitstellen.' Ook voor de gezondheid is het niet zonder risico's. Een bezoek aan de huisarts uitstellen kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een ernstige ziekte niet op tijd wordt herkend, met alle gevolgen van dien. 

Slide 4 - Tekstslide

3 Boven welke alinea past het tussenkopje Minder voorspoedig?

Antwoord: 
alinea 3 2 pnt 

[3] Piers Steel, hoogleraar psychologie aan de universiteit van Calgary en auteur van het boek Uitstelgedrag, deed meer dan tien jaar onderzoek naar procrastinatie. Zijn conclusie: uitstel loont niet. Onderzoek toont aan dat mensen die extreem uitstelgedrag vertonen over het algemeen minder gezond, rijk en gelukkig zijn dan hun minder uitstelgevoelige medemens.  

Slide 5 - Tekstslide

4 Boven welke alinea past het tussenkopje Verstand tegenover gevoel?

Antwoord: alinea 5 2 pnt
[5] Hoewel we weten dat uitstelgedrag geen goede gewoonte is, blijkt het moeilijk af te leren. Procrastinatie zit namelijk in onze genen. Of beter gezegd: in onze hersenen. In ons brein woedt een voortdurend conflict tussen twee hersengebieden, dat de basis vormt voor al ons uitstelgedrag. Aan de ene kant is dat het limbisch systeem, ons instinct, dat is gericht op de korte termijn: het najagen van genot en het vermijden van pijn. Daartegenover staat de prefrontale cortex, onze ratio, die zich bezighoudt met langetermijnplanning en doelen stellen. Geduld en wilskracht zijn daar de hoofdrolspelers. Helaas voor onze langetermijnplanning is het limbisch systeem van deze twee verreweg het sterkst. Daarom geven we onze kortetermijnpleziertjes meestal voorrang boven de doelen die van later zorg zijn en surfen we liever nog even op internet dan dat we aan die moeilijke huiswerkopdracht beginnen. 

Slide 6 - Tekstslide

5 C irrationeel = niet met het verstand te beredeneren; niet logisch 1 pnt

6 B graadmeter = persoon of zaak waarmee je de stand van zaken kunt bepalen   1 pnt

       

Slide 7 - Tekstslide

7 In alinea 3 worden twee groepen mensen met elkaar vergeleken. Noteer die twee groepen mensen en noteer het signaalwoord dat die vergelijking aangeeft.  6 pnt (2-2-2)
[3] Piers Steel, hoogleraar psychologie aan de universiteit van Calgary en auteur van het boek Uitstelgedrag, deed meer dan tien jaar onderzoek naar procrastinatie. Zijn conclusie: uitstel loont niet. Onderzoek toont aan dat mensen die extreem uitstelgedrag vertonen over het algemeen minder gezond, rijk en gelukkig zijn dan hun minder uitstelgevoelige medemens

Slide 8 - Tekstslide

8 Welke twee tekstverbanden herken je in de eerste twee zinnen uit alinea 5? 
Noteer ook de twee bijbehorende signaalwoorden.



antwoord: toegevend verband; signaalwoord: hoewel 2 pnt
 redengevend verband; signaalwoord: namelijk 2 pnt


[5] Hoewel we weten dat uitstelgedrag geen goede gewoonte is, blijkt het moeilijk af te leren. Procrastinatie zit namelijk in onze genen. 

Slide 9 - Tekstslide

9 Welke twee signaalwoorden voor een tegenstellend tekstverband herken je in
  alinea 5? 2 pnt

[5] Hoewel we weten dat uitstelgedrag geen goede gewoonte is, blijkt het moeilijk af te leren. Procrastinatie zit namelijk in onze genen. Of beter gezegd: in onze hersenen. In ons brein woedt een voortdurend conflict tussen twee hersengebieden, dat de basis vormt voor al ons uitstelgedrag. Aan de ene kant is dat het limbisch systeem, ons instinct, dat is gericht op de korte termijn: het najagen van genot en het vermijden van pijn. Daartegenover staat de prefrontale cortex, onze ratio, die zich bezighoudt met langetermijnplanning en doelen stellen. Geduld en wilskracht zijn daar de hoofdrolspelers. Helaas voor onze langetermijnplanning is het limbisch systeem van deze twee verreweg het sterkst. Daarom geven we onze kortetermijnpleziertjes meestal voorrang boven de doelen die van later zorg zijn en surfen we liever nog even op internet dan dat we aan die moeilijke huiswerkopdracht beginnen.

Slide 10 - Tekstslide

10 antwoord: middel-doel 3 pnt
De laatste zin van alinea 7 kun je als volgt herschrijven:
   

Om ons te laten verleiden (tot uitstelgedrag), kunnen we televisie, internet en ons sociale leven als afleiders gebruiken.
OF
Televisie, internet en ons sociale leven zijn goede middelen om ons te laten verleiden tot uitstelgedrag.

Welk tekstverband zie je in deze twee herschreven zinnen? Kies uit de gegeven opties van vraag 1. (Het is in beide herschreven zinnen hetzelfde verband.)


Slide 11 - Tekstslide

11 Wat is de hoofdgedachte van tekst 1? 3 pnt
  A Het is fijn om toe te geven aan uitstelgedrag.
  B Uitstelgedrag. Is het af te leren?
  C Onderzoek toont aan dat mensen niet gelukkig zijn.
  D Ongeveer 95% van alle mensen lijdt aan uitstelgedrag of 'procrastinatie'.

(A is het niet, want de strekking is niet dat uitstelgedrag fijn/positief is. B is het niet, want het gaat om een hoofdgedachte en niet om een hoofdvraag, C is het niet, want daar ontbreekt het onderwerp ‘uitstelgedrag’.)

Slide 12 - Tekstslide

12 Wat is het onderwerp van de tekst? Noteer in één woord. 
Antwoord: creativiteit 2 pnt
[1] 'Innovatie!' Er gaat geen dag voorbij of we horen wel iemand het toverwoord uitspreken dat een einde zou moeten maken aan de crisis waarin we ons nu weer bevinden. Als we alles nu eens helemaal anders gaan aanpakken, veel inventiever, dan komt het wel goed, zo willen de magiërs ons doen geloven. En geef ze eens ongelijk. De geschiedenis leert dat uit ellende veel nieuws en goeds kan ontstaan. Maar de vraag die zich opdringt bij ieder die wil bijdragen aan innovatie, is natuurlijk: 'Hoe verzin ik iets nieuws?'
[2] Welnu, daarvoor is creativiteit nodig, een eigenschap die we vooral toekennen aan romanschrijvers, beeldend kunstenaars en componisten, maar niet zo snel bij onszelf vermoeden. Onterecht misschien, want als we kijken naar wat wetenschappelijk onderzoek heeft te zeggen over creativiteit, dan wordt al snel duidelijk dat wie uit zijn comfortzone durft te stappen, tot meer in staat is dan gedacht.
[3] Het begrip creativiteit heeft een brede definitie. Iemand is creatief als hij of zij in staat is iets te bedenken of te maken wat voorheen nog niet was bedacht of gemaakt. Dat kan een kunstwerk zijn, een boek, een muziekstuk, een nieuwe wetenschappelijke theorie, maar ook een stoel, een gerecht of een winkelformule. Creativiteit beperkt zich dus niet tot bepaalde domeinen. 

Slide 13 - Tekstslide

13 Boven welke alinea past het tussenkopje Gemotiveerd en bevlogen?
antwoord: 7 3 pnt

[7] Creatieve mensen blijken verder te beschikken over een zogeheten intrinsieke motivatie. Ze zijn creatief omdat ze graag iets bijzonders maken, iets nieuws. Hoewel geld of roem natuurlijk nooit weg zijn, doen ze het dus in de eerste plaats voor het intense genoegen dat hun eigen creatie ze oplevert. Neem Rolling Stone Keith Richards (69). In zijn prachtige biografie Life beschrijft hij dat hij nooit gelukkiger is dan wanneer er een nieuwe gitaarlick uit zijn vingers komt.

Slide 14 - Tekstslide

14 B   innovatie = ontwikkeling van nieuwe ideeën en dingen; vernieuwing 1 pnt

15 B complex = ingewikkeld; moeilijk te begrijpen 1 pnt

Slide 15 - Tekstslide

16 Welk signaalwoord voor een voorwaardelijk tekstverband herken je in alinea 1?
3 pnt
[1] 'Innovatie!' Er gaat geen dag voorbij of we horen wel iemand het toverwoord uitspreken dat een einde zou moeten maken aan de crisis waarin we ons nu weer bevinden. Als we alles nu eens helemaal anders gaan aanpakken, veel inventiever, dan komt het wel goed, zo willen de magiërs ons doen geloven. En geef ze eens ongelijk. De geschiedenis leert dat uit ellende veel nieuws en goeds kan ontstaan. Maar de vraag die zich opdringt bij ieder die wil bijdragen aan innovatie, is natuurlijk: 'Hoe verzin ik iets nieuws?'

Slide 16 - Tekstslide

17 Er staan vijf opsommende signaalwoorden in de tekst die de eigenschappen die nodig zijn voor creativiteit duidelijk aangeven. Het eerste opsommende signaalwoord is ‘boven aan’ in alinea 4. Noem de overige vier opsommende signaalwoorden. Gebruik voor je antwoord alinea 5 t/m 8. 4 pnt

[5] Daarnaast is het van belang om veel kennis te bezitten van een bepaald terrein, en liefst ook van nog een paar andere. .......
[6] Creativiteit gaat bovendien hand in hand met de wil om te leren en hangt samen met nieuwsgierigheid. .......
[7] Creatieve mensen blijken verder te beschikken over een zogeheten intrinsieke motivatie. Ze zijn creatief omdat ze graag iets bijzonders maken, iets nieuws. 
[8] Uit zijn verhaal blijkt dat ook bevlogenheid een belangrijke eigenschap is om creatief te zijn: steeds maar tokkelen op die gitaar of krabbelen in een schetsblokje of notitieboekje....  

Slide 17 - Tekstslide

18 Welke toegeving wordt er gemaakt in alinea 7? Citeer de zin.  3 pnt
"Hoewel geld of roem natuurlijk nooit weg zijn, (doen ze het dus in de eerste plaats voor het intense genoegen dat hun eigen creatie ze oplevert.) "

Slide 18 - Tekstslide

19 Wat is de hoofdgedachte van tekst 2? 3 pnt

 A Creativiteit is een verzamelnaam voor allerlei andere karaktereigenschappen.
B Creativiteit komt niet alleen voort uit bepaalde karaktereigenschappen, maar kan ook ontstaan door bewuste training.
C Creativiteit komt voort uit de juiste mix van karaktereigenschappen en valt absoluut niet aan te leren of te trainen.
 D Om een eind te maken aan de economische crisis moeten mensen creatiever worden.

Slide 19 - Tekstslide

Bonusvraag +0.2
Bonusvraag:

Vul in elk rijtje (van boven naar beneden) dezelfde drie letters in.
Welk woord van negen letters (van links naar rechts) zoek ik?
sneaker/snert/sneltrein
  leeuwen/nieuw/benieuwd
plaspop/popband/popcorn


Slide 20 - Tekstslide

Maak nu opdr. 4 (p. 116)
Herhaling beeldspraak:
-metafoor; gebaseerd op overeenkomst, alleen het beeld wordt genoemd, alle uitdrukkingen en spreekwoorden zijn metaforen (vb. "Zie je die heks van Nederlands daar?")
-metoniem; niet gebaseerd op overeenkomst, maar op deel-geheel/stad-inwoners/maker-voorwerp etc. (vb. "Den Bosch was in paniek").
-personificatie; iets wat niet menselijk is, krijgt menselijke eigenschappen (vb. "De bomen fluisteren")
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (p. 116)
1
Alinea 1: zonder blikken of blozen =  zonder schaamte; ongegeneerd
Alinea 2: (Na lang) wikken en wegen = (na lange) aarzeling
Alinea 3: steen en been = klagen hevig klagen
Alinea 4: te pas en te onpas =   steeds, ook als het niet uitkomt
Alinea 5: zich met hand en tand verzetten = zich heftig verzetten
Alinea 6: klip-en-klaar =    heel duidelijk
Alinea 7: wis en waarachtig = zeer zeker

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (p. 116)
2 vleeskeuring – bedoeld is: de missverkiezing, reus – bedoeld is: grootmacht (zeer sterk land)
Het zijn metaforen.

3 Met ‘de lange arm (van)’ wordt bedoeld: de grote invloed en macht (van). Je kunt erover twisten of ‘de lange arm (van)’ een metafoor of een metoniem is.

4 toneel – metafoor; bedoeld is: de plaats waar iets gebeurt, (een) streep (halen door) – metafoor; bedoeld is: afgelasten; niet door laten gaan

5 ‘met een knipoog’ betekent hier niet letterlijk ‘met een knipoog’, maar ‘niet helemaal serieus’ of ‘op een min of meer overdreven manier verwijzen naar’, het is dus een metafoor. 

Slide 23 - Tekstslide

Einde les 1
Controlemoment: Cn kiest drie "thuis"leerlingen die binnen 3 minuten een foto van hun gemaakte opdrachten sturen via teams (individuele chat) of magistermail.

 Volgende les: verder met woordenschat H4. 

Slide 24 - Tekstslide

Les 2
We gaan deze les woordenschat H4 afronden. Maak nu opdracht 5, 6 en 8 (p. 116-117). Na 20 minuten gaan we nakijken.

Let op/tips:
-opdr. 5, vraag 1; fout in boek; er staat geen uitdrukking in alinea 5
-opdr. 6, kijk terug naar opdr. 3 (hier heb je de betekenissen van deze woorden/uitdrukkingen al eens genoteerd)
-opdr. 8, kijk terug naar de staartopdr. en opdr. 1 en 2 (p. 114)
timer
20:00

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 116)
1 In alinea 4:
in het verkeerde keelgat schieten woede=irritatie of verontwaardiging opwekken
de (z’n) oren laten hangen naar=(iets of iemand) (iemand of iets) te slaafs volgen

In alinea 7:
een graantje meepikken = delen in een bepaald voordeel
aan de kaak stellen = iets wat verkeerd is onder de aandacht brengen
hoge ogen gooien = een grote kans maken

2 Bij ‘hoge ogen gooien’.

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 6 (p. 116-117)
1 gezwicht
2 concessies
3 immoreel
4 controverse
5 bakzeil halen
6 bejegenen
7 conditie
8 alternatief
9 degraderen
10 Orthodoxe

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 8 (p.117)
Opdracht 8
1 in kannen en kruiken
2 heg noch steg
3 tegen heug en meug
4 met hand en tand
5 in geuren en kleuren
6 de lusten en lasten
7 de handel en wandel
8 te pas en te onpas


Slide 28 - Tekstslide

En nu nog opdr. 9
De puzzel, wie weet er een antwoord?

Slide 29 - Tekstslide

Einde les 2
Controlemoment: Cn kiest drie "thuis"leerlingen die binnen 3 minuten een foto van hun gemaakte opdrachten sturen via teams (individuele chat) of magistermail.
  


Volgende les: Tio-deadline tekst 4, 6 en 7

Slide 30 - Tekstslide

Les 3
Deze les: tio-deadline tekst 4, 6 en 7.

Aan het eind van deze les niet in tio = deadline gemist (en dus punten gemist op je eindcijfer tio-schrijft)

4, 6 en 7 al af? Goed bezig!!! Ga verder werken in schrijft of spelt (30/3 tio spelttoets 4)

NB. tekst 5 (de schrijfopdracht bij het boek, opdracht en boekenlijst in magister)
Groep 1: 19 april
Groep 2: 12 april
Groep 3: 26 april

Slide 31 - Tekstslide