Voor de Wegwijzer - groep 8

Vandaag
Welkom! 
Ga lekker zitten, pak je boek of strip en lees voor jezelf
timer
5:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GechiedenisBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 4 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Welkom! 
Ga lekker zitten, pak je boek of strip en lees voor jezelf
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Dictee
Atoombom laten vallen
Lezen met groep 4
Pauze (pleinwacht)
Blits 
Aardrijkskunde 

Slide 2 - Tekstslide

de mini-jurk
de stereo-installatie
na-apen
het thee-ei
de media-aandacht 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Howard Carter
Lord Carnarvon

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

The discoverer of the tomb:

Hussein Abdul-Rasoul
4th of November 1922

Slide 8 - Tekstslide

23rd of November 1922
26th of November 1922

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hoe weet je wanneer je een bron kunt gebruiken? 
Stel, je wilt een onderzoek doen over deze vraag:
'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
Om hier een antwoord op te kunnen geven moet je eerst bronnen verzamelen over de kruistochten en de mensen in de middeleeuwen.
Dat zijn verschillende 
soorten bronnen
Er zijn: tekstbronnen, beeldbronnen, voorwerpen, geschreven bronnen en ongeschreven bronnen.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe weet je wanneer je een bron kunt gebruiken?
Als je de bronnen hebt gevonden, wat doe je dan?
  • je bekijkt of leest de bronnen
  • je vraagt je af: 'helpt deze bron mij bij het beantwoorden van mijn vraag voor mijn onderzoek?'
  • Bij NEE: weg met die bron!
    Bij JA: vraag je dan af: 'welke informatie uit de bron is nuttig?'
    En: 'kan ik deze bron ook vertrouwen?' 
betrouwbaarheid van bronnen
Kun je de bron geloven? Let op 3 dingen: wanneer is de bron gemaakt, hoe is de maker aan zijn informatie gekomen & wat is de bedoeling van de maker?

Slide 15 - Tekstslide

Geeft de bron antwoord op de vraag:

'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
Vrouwen en kinderen helpen bij de verovering van Jeruzalem, miniatuur 15e eeuw
A
Wel bruikbaar
B
Een beetje bruikbaar
C
Niet bruikbaar

Slide 16 - Quizvraag

Geeft de bron antwoord op de vraag:

'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
Moslims doen hun behoeft in de Heilige Grafkerk. Frans miniatuur 14e eeuw
A
Wel bruikbaar
B
Een beetje bruikbaar
C
Niet bruikbaar

Slide 17 - Quizvraag

Geeft de bron antwoord op de vraag:

'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
A
Wel bruikbaar
B
Een beetje bruikbaar
C
Niet bruikbaar

Slide 18 - Quizvraag

Geeft de bron antwoord op de vraag:

'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
A
Wel bruikbaar
B
Een beetje bruikbaar
C
Niet bruikbaar

Slide 19 - Quizvraag

Feit
  • Een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de echtheid vaststaat.
  • Er is geen discussie over of het waar is of niet. Er zijn bewijzen.
  • Veel mensen accepteren dat het waar is

Slide 20 - Tekstslide

Mening
  • Een persoonlijk gevoel of oordeel over mensen, gebeurtenissen of toestanden.
  • Er is discussie, er zijn andere meningen.
  • Een mening kan veranderen.

Slide 21 - Tekstslide

Waarom?
  • Historici vragen zich niet alleen af wat er in het verleden gebeurde, maar ook waarom dingen gebeurden.

  • Hiervoor kun je een vraag gebruiken die begint met: "Waardoor...?"

  • Als je bezig bent met het beantwoorden van deze waardoor-vraag, dan zoek je naar oorzaken.

Slide 22 - Tekstslide


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 23 - Tekstslide

Met welk woord kun je het beste een vraag beginnen om de oorzaak te vinden?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 24 - Quizvraag

Met welk woord kun je de oorzaak (meestal) herkennen?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 25 - Quizvraag


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 26 - Tekstslide


Een voorbeeld bij geschiedenis

  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.
  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 27 - Tekstslide