Lesson 6 Grammar

Speaking English
            English

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Speaking English
            English

Slide 1 - Tekstslide

Today
Warming-up

Recap present simple Recap

Present continuous

Slide 2 - Tekstslide

Discussion
I will give you some statements 

Left       agree
middle  not sure
right     disagree 

Slide 3 - Tekstslide

Should schools have surveillance cameras in classrooms and hallways?

Slide 4 - Tekstslide

Should assisted suicide be legal?

Slide 5 - Tekstslide

All student loan debt should be eliminated.

Slide 6 - Tekstslide

Is democracy the best form of government?

Slide 7 - Tekstslide

Sexual orientation is determined at birth.

Slide 8 - Tekstslide

The development of artificial intelligence will help humanity.

Slide 9 - Tekstslide

Should parents be punished legally for their children’s crimes?

Slide 10 - Tekstslide

Present Simple
Present Simple

Slide 11 - Tekstslide

Wat geef je aan met de
Present Simple?
A
Gewoonten
B
Feiten
C
Dingen die regelmatig gebeuren
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 12 - Quizvraag

De present simple is...
A
Onvoltooid Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Toekomende tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 13 - Quizvraag

If + present simple, … present simple is used when
A
something is always true
B
something becomes true when the condition is met
C
something is not true in the present
D
something is not true in the past

Slide 14 - Quizvraag

Present Simple is ...
A
tegenwoordige tijd
B
precies nu
C
verleden tijd
D
toekomst

Slide 15 - Quizvraag

Je gebruikt de present simple...
A
als iets nu aan de gang is of je iets nu aan het doen bent
B
als je in de toekomst iets van plan bent wat zeker is
C
als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
D
als iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoort er bij de present simple?
A
werkwoord met ING
B
Vorm van to be
C
SHIT RULE
D
Infinitief + ed

Slide 17 - Quizvraag

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 18 - Quizvraag

present simple
A
fact or habit
B
temporary situation
C
something is happening now
D
plan for the future

Slide 19 - Quizvraag

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de present simple?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 21 - Quizvraag

Action-> Present continuous
Action-> Present continuous

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

- I am reading the newspaper right now.
  
- He is laughing at me at the moment.

- Do your hear that as well? She is waking up!

- Cynthia is currently cycling to school.

Slide 24 - Tekstslide

Form of to be + -ing
Ik...              I am playing
Jij...             You are walking
Hij...             He is studying
Zij...              She is eating
Het...            It is hurting
Wij...             We are swimming
Jullie...        You are driving
Zij...              They are travelling
 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Oh ja!
sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'
(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)
move - moving
drive - driving
hope - hoping
make - making

Slide 27 - Tekstslide

Oh ja! Oh ja!
sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker
run - running
plan - planning
swim - swimming
stop - stopping

Slide 28 - Tekstslide

I .......... (listen) to music at the moment.
A
am listening
B
are listening
C
is listening

Slide 29 - Quizvraag

They .......... (read) the book The city of bones.
A
are reading
B
am reading
C
is reading

Slide 30 - Quizvraag

Look! The dog .......... (play) with the ball.
A
is play
B
is playing
C
are play
D
are playing

Slide 31 - Quizvraag

Max Verstappen .......... (race) at the track.
A
is raceing
B
are racing
C
is racing
D
are racing

Slide 32 - Quizvraag

We .......... (drink) some tea.
A
am drinking
B
are drinking
C
is drinking

Slide 33 - Quizvraag

It .......... (freeze) in here.
A
is freezing
B
are freezing
C
is freezeing
D
are freezeing

Slide 34 - Quizvraag

Rafke .......... (text) Pleun a message.
A
am texting
B
is texting
C
are texting

Slide 35 - Quizvraag

The cows .......... (run) and .......... (jump) in the meadow now.
A
are run are jump
B
are running are jumping
C
is running is jumping

Slide 36 - Quizvraag

The cows .......... (eat) grass.
A
is eating
B
are eating
C
am eating

Slide 37 - Quizvraag

It .......... (rain) right now.
A
is raining
B
are raining

Slide 38 - Quizvraag

Ik kan de Present Continuous maken.
A
Ja :-)
B
Nee :-(
C
Een beetje

Slide 39 - Quizvraag

Workbook: Chapter 2.3 Exercise 8

Finished? -> Worksheet 



Let's get to work 

Slide 40 - Tekstslide