will vs be going to vm2

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Week 3.6 

term 3

Will + hele werkwoord

1. Om een toekomstige voorspelling te maken zonder bewijs

I think it will rain tomorrow.

+) Will + hele werkwoord 

-) will not / won't + hele werkwoord --> I think it won't rain tomorrow 

?) Will + onderwerp + hele werkwoord --> Will it rain tomorrow? 

Be going to + hele werkwoord

1. Om een voorspelling te maken met bewijs

Look at those clouds, it's going to rain

Trump isn't going to win the election, he's not popular enough.

2. Om te praten over toekomstige plannen

I am going to play Xbox with my friends later.

He is going to get a new job.

+) Am / Is / Are + going to + hele werkwoord

-) Am not / isn't / aren't + hele werkwoord

?) Am / Is / Are + onderwerp + hele werkwoord

Will vs be going to

Je moet kunnen herkennen wanneer je welke vorm nodig hebt en hoe je deze toe moet passen.

Lees de zin altijd aandachtig voordat je het werkwoord invult.

Bedenk goed wat je wilt zeggen voordat je een zin maakt.

I will help you tomorrow.

1. voorspelling zonder bewijs
2. belofte
3. verzoek
4. beslissing op moment van spreken

He will probably win the elections

1. voorspelling zonder bewijs
2. belofte
3. verzoek
4. beslissing op moment van spreken

I think it will rain tomorrow.

1. voorspelling zonder bewijs
2. belofte
3. verzoek
4. beslissing op moment van spreken

The weatherman says it's going to rain tomorrow.

1. voorspelling met bewijs
2. toekomstig plan

What are you going to do for your birthday?

1. voorspelling met bewijs
2. toekomstig plan

He's going to pass his exams, he studied for months!

1. voorspelling met bewijs
2. toekomstig plan

I am going to meet my friends tomorrow.

1. voorspelling met bewijs
2. toekomstig plan

Exercise 1

Complete the sentences

Type only the sentences between ‘  ’

Are you free tomorrow?
- Sorry. ‘I.......... (to study) for the exam.’

She can't play with you.
‘She ......... (to have) a shower in a minute.’

I think I ......... (always / to love) that movie.

‘I...........(to buy) some food.’
Do you want to come with me?

Look at those clouds! ‘it (to rain) soon.’

Liverpool (probably / to win) the Premier League.

Homework

workbook page 58 

exercise 2, 3, 4 and 5