Anatomie & Fysiologie - quiz periode 1

Anatomie & Fysiologie - QUIZ
Verpleegkundige 
Niveau 4
Periode 1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOBeroepsopleidingStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Anatomie & Fysiologie - QUIZ
Verpleegkundige 
Niveau 4
Periode 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de
mitochondriën?
A
Verplaatsen stoffen in de cel
B
Leveren energie voor de cel
C
Helpen bij de celdeling
D
Vervoeren afvalstoffen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen functie van talg op de huid?
A
Houdt de huid vet en soepel
B
Waterafstotend
C
Dood micro-organismen
D
Houd warmte vast

Slide 3 - Quizvraag


Talg houdt de huid vettig en soepel
Het maakt de huid waterafstotend
Het zorgt voor een hogere zuurgraad
Dood micro-organismen

Welk orgaanstelsel zie je hier?
A
Spijsverteringstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Hormoonstelsel
D
Urinewegstelsel

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een omschrijving
van het begrip Fysiologie

Slide 5 - Woordweb

Bestudeert de functies en de werking van alle verschillende structuren in het lichaam.

Met metabolisme bedoelen we ...
A
Katabolisme
B
Enzymen
C
Aërobe verbranding
D
Stofwisseling

Slide 6 - Quizvraag

Katabolisme = Katabolisme is de afbraak van grotere moleculen in kleinere moleculen. Hierbij komt energie vrij

Enzymen = Enzymen zijn eiwitten die je stofwisseling (metabolisme) in je lichaam mogelijk maken. 

Aërobe verbranding = verbranding met genoeg zuurstof (je fietst naar huis) 

Stofwisseling = metabolisme
Alle stoffen die het lichaam binnen komen ondergaan een chemische reactie.
Dit vindt plaats op celniveau.
Metabolisme vindt plaats in alle levende wezens.
Een ander woord voor metabolisme is stofwisseling.
Het is een proces van aanvoer van bouwstoffen, afvoer van afvalstoffen en alle processen die hier tussen liggen.

Bij welk orgaanstelsel hoort de Alvleesklier?
A
Spijsverteringsstelsel
B
Hormoonstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie
van ribosomen?
A
Verplaatsen stoffen in de cel
B
Leveren energie voor de cel
C
Aanmaken van eiwitten
D
Vervoeren afvalstoffen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je het warm hebt, zal er vasodilatatie optreden. De bloedvaten ...
A
trekken samen
B
gaan open

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er in de celkern?

Slide 10 - Open vraag

DNA 
Wat is geen functie van de nieren
A
Vocht uitscheiden
B
Afvalstoffen uitscheiden
C
Afweer tegen bacteriën
D
Bloeddruk reguleren

Slide 11 - Quizvraag

Milt:  De milt is een orgaan dat een belangrijke rol speelt bij de afweer en is gelegen in de buikholte. De milt ligt linksboven in je buik, achter de maag.
Welk orgaanstelsel zie je hier afgebeeld?

Slide 12 - Open vraag

Urinewegstelsel 
- Nieren
- urineleiders
- Blaas
- Plasbuis
Pijn
Ontsteking
Boven
Onder
Niet of geen
na of erna
Algie 
itis 
Supra 
Sub
A of An
Post

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een normale celdeling noemen we Mitose/meiose.
A
Mitose
B
Meiose

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anabolisme is de opbouw van grotere moleculen uit kleine moleculen.
Bij dit proces is energie nodig.
A
Waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze vorm van metabolisme is belangrijk voor de groei en ontwikkeling van je cellen. 
Een ander woord hiervoor is assimilatie of opbouwstofwisseling.
Anabolisme is de opbouw van grotere moleculen uit kleine moleculen.
Bij dit proces is energie nodig.

Mitose is een gewone celdeling, waarbij de cel 46 chromosomen bevat
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag


Gewone celdeling
Cel deelt zich in twee gelijke cellen met dezelfde eigenschappen en de cel bevat 46 chromosomen

Hoe noemen we geslachtceldeling?

Slide 17 - Open vraag

Geslachtelijk celedeling of reductiedeling
De cel deelt in twee cellen met elk 23 chromosomen

De kerntemperatuur wordt geregeld in de hypofyse.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Niet waar: dit gebeurd in de hypothalamus 
Het samentrekken van de vaten bij kou noemen we...
A
Vasoconstrictie
B
Vasodilatatie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de huid te maken met de opbouw van onze botten?

Slide 20 - Open vraag

Als de huid wordt blootgesteld aan zonlicht vormt het vitamine D, deze vitamine D is nodig om calcium op te nemen in de botten.
De temperatuur is niet constant deze wisselt gedurende de dag.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een omschrijving
van het begrip anatomie.

Slide 22 - Woordweb

Anatomie beschrijft hoe het lichaam is opgebouwd en hoe het eruitziet.
Waar ligt een orgaan in het lichaam.
Hoe ziet het orgaan eruit met het blote oog, (grootte, vorm, kleur).
Hoe ziet een orgaan eruit via een microscoop, (weefsels en cellen).

Natrium en Kalium worden door middel van ……… in en uit de cel verplaatst
A
actief transport
B
Diffusie
C
D
Osmose

Slide 23 - Quizvraag

Bij actief transport is er energie nodig om een stof door het membraan te transporteren. Bijvoorbeeld verplaatsen van een plek met een lage concentratie stoffen naar een plek met een hoge concentratie stoffen.
(vb. natrium en kalium)

Bij passief transport kunnen gassen en stoffen door het membraan van de cel heen, zonder dit de cel energie kost. (vb. gassen zoals zuurstof, koolstofdioxide)

Als stoffen zich van een hoge naar een lage concentratie begeven spreken we van diffusie
Een vorm van passief transport
VB. In de longen met zuurstof.

Waterverplaatsing in en uit de cel gebeurt op basis van Osmose
Hoe snel is afhankelijk van stoffen zoals zouten en eiwitten > zuigen water aan. 
Als buiten de cel veel zouten zitten, zal water uit de cel gaan. 
Doel is het evenwicht in stoffen binnen/buiten de cel behouden.
Een vorm van passief transport


Waterverplaatsing in en uit de cel gebeurt op basis van osmose.
A
Waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Waterverplaatsing in en uit de cel gebeurt op basis van Osmose
Hoe snel is afhankelijk van stoffen zoals zouten en eiwitten > zuigen water aan.
Als buiten de cel veel zouten zitten, zal water uit de cel gaan.
Doel is het evenwicht in stoffen binnen/buiten de cel behouden.
Een vorm van passief transport
Als stoffen zich van een hoge naar een lage concentratie begeven spreken we van diffusie
A
Waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Als stoffen zich van een hoge naar een lage concentratie begeven spreken we van diffusie
Een vorm van passief transport
VB. In de longen met zuurstof.
Noem de Latijnse
benaming van de
huidlagen

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een omschrijving van weefsel

Slide 27 - Open vraag

Cellen die op dezelfde manier gebouwd zijn en op dezelfde manier werken noemen we een weefsel.
Elk weefsel heeft zijn eigen functie. Vb.
- steunweefsel - Steunweefsels hebben een steunende, verzorgende of bindende functie. vb Bindweefsel, Kraakbeen, Bot,  Bloed en lymfe
- Spierweefsel - Dit weefsel kan van vorm veranderen om beweging te laten ontstaan. Zo kan je spierweefsel zich uitrekken, maar ook samentrekken.
 
- Zenuwweefsel - Het zenuwweefsel vormt het grote communicatienetwerk van ons lichaam.
Bevind zich in het hele lichaam, met name in het ruggenmerg
 
- Dekweefsel Bedekt de buitenkant van het lichaam (huid) en de oppervlakken van de inwendige organen.

Dekweefsel
Spierweefsel
Steunweefsel
Zenuwweefsel
Huid
Bot
Ruggenmerg
Hart

Slide 28 - Sleepvraag

- steunweefsel - Steunweefsels hebben een steunende, verzorgende of bindende functie. vb Bindweefsel, Kraakbeen, Bot, Bloed en lymfe
- Spierweefsel - Dit weefsel kan van vorm veranderen om beweging te laten ontstaan. Zo kan je spierweefsel zich uitrekken, maar ook samentrekken.
- Zenuwweefsel - Het zenuwweefsel vormt het grote communicatienetwerk van ons lichaam.
Bevind zich in het hele lichaam, met name in het ruggenmerg
- Dekweefsel Bedekt de buitenkant van het lichaam (huid) en de oppervlakken van de inwendige organen.
Welke 4 afkortingen worden hier bedoeld?
A. V. N. M.

Slide 29 - Open vraag

A = Arteria
V = Vena 
M = Musculus
N = Nervus