Thema 2 Blok 2 Voedsel verbouwen

Thema 2 Wat eten we vandaag?
Blok 2 Voedsel verbouwen 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens en MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Wat eten we vandaag?
Blok 2 Voedsel verbouwen 

Slide 1 - Tekstslide

Klimaat en landschapszones
Herhalen Blok 1

Slide 2 - Tekstslide

Wat leerde je in Blok 1? 
  • Je kunt de klimaten en het landschap dat daarbij hoort herkennen 
  • Je kunt de klimaten herkennen op een klimaatgrafiek
  • Je kunt de klimaatzones op aarde aangeven 
  • Je weet het verschil tussen weer en klimaat 
  • Je kan uitleggen hoe neerslag ontstaat. 

Slide 3 - Tekstslide

het weer = ?

Slide 4 - Woordweb

het klimaat = ?

Slide 5 - Woordweb

Wat meet je als je het weer wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Warmte, regen en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Ijs, sneeuw, hagel
Van gas naar vloeibaar
Waterdamp
van vloeibaar naar gas
regen
vloeibaar
gas
vast
condensatie
verdamping

Slide 9 - Sleepvraag

Landschapszones
Temperatuur en wind hebben veel invloed op de landschapszones.  Je kunt dus zeggen dat het klimaat de plantengroei (vegetatie) in een gebied bepaalt.

Slide 10 - Tekstslide

Welke klimaten ken je?

Slide 11 - Woordweb

Hoe herken je een klimaat?
- Je kijkt naar de plantengroei
- je kijkt naar de klimaatgrafiek

Het klimaat bepaalt grotendeels hoe het landschap eruit ziet
Even oefenen: je ziet steeds een foto met van  een landschap. Jij moet het klimaat bepalen.

Slide 12 - Tekstslide


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 13 - Quizvraag


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 14 - Quizvraag


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 15 - Quizvraag


A
tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Pool klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 16 - Quizvraag

Welk klimaat heeft Nederland?

Slide 17 - Open vraag

Je kan nu de klimaten met 
hun landschap te combineren.  

Maar weet je nu ook welke klimaten je tegenkomt van de evenaar naar de noord/zuidpool?

Slide 18 - Tekstslide

Noem de klimaten die je tegenkomt van de evenaar tot de noord/zuidpool

Slide 19 - Open vraag

Klimaatdiagram
Dit is een grafiek waarin je kunt aflezen welk klimaat een plaats of gebied heeft.

Oefenen: Rood (warmte) is de temperatuur en blauw (water) de neerslag. 

Slide 20 - Tekstslide


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Poolklimaat

Slide 21 - Quizvraag


A
Tropisch regenwoud klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd zee klimaat
D
Woestijnklimaat

Slide 22 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Poolklimaat

Slide 23 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Zeeklimaat
D
Poolklimaat

Slide 24 - Quizvraag

In welke klimaatzone wonen de meeste mensen, denk je?
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat

Slide 25 - Quizvraag

Op welk schaalniveau heb je de klimaten, landschap en bevolkingsspreiding nu bekeken in deze les?
A
Lokale schaal
B
Continentale schaal
C
Nationale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 26 - Quizvraag

Blok 2 Wat leer je deze les? 
  • Waarom jagers-verzamelaars boeren werden.  
  • Drie verschillen noemen tussen de leefwijze van jagers-verzamelaars en boeren  
  • Beschrijven hoe de eerste boeren in Nederland leefden   
  • Het effect van de landbouw op het landschap beschrijven  

Slide 27 - Tekstslide

Jager-verzamelaars worden boeren
Ongeveer 10.000 jaar geleden ontdekten mensen hoe ze graan konden verbouwen. Het gevolg: Jager-verzamelaars werden boeren.

Een paar begrippen: 
Akkerbouw = gewassen verbouwen op akkers.
Veeteelt = houden en fokken van dieren.
Landbouw = akkerbouw + veeteelt.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Wat leer je deze les? 
Landbouw vroeger
  • Beschrijven hoe de eerste boeren in Nederland leefden   
  • Uitleggen hoe de irrigatielandbouw in Egypte werkte. 
  • Een beschrijving geven van de Egyptische samenleving

Moderne landbouw
  • Voorbeelden van mechanisatie, specialisatie en schaalvergroting in de landbouw benoemen.
  • Voor- en nadelen van intensieve veehouderij uitleggen.

Slide 30 - Tekstslide

De eerste boeren in Nederland
Rond 5000 v. Chr kwamen de eerste boeren in het zuiden van Nederland. 

Zij kozen voor gebieden vruchtbare grond.  Na een paar jaar werd de grond minder vruchtbaar en brandden de boeren nieuwe stukken bos af om daar akkers aan te leggen. 
De boeren hadden ook  water nodig voor de gewassen. 

Gevolg =>  In de buurt van de akkers en bij rivieren bouwden boeren dorpen.  

Deze eerste boeren deden aan akkerbouw en veeteelt. In Nederland onstond steeds meer een ingericht landschap

Slide 31 - Tekstslide

Hunebedden 
Rond 3400 v.Chr leeftde het Trechterbekervolk in Drenthe.
Zij deden aan akkerbouw en veeteelt. 

Dit volk begroef hun  doden in hunebedden: grote grafkelders die ze bouwden van grote, zware keien. 
Deze keien waren hier tijdens de ijstijd in terecht gekomen.


Hunebedden zijn een belangrijke (ongeschreven) bron uit deze periode. 

Slide 32 - Tekstslide

Landbouw in de woestijn
We gaan een Histoclip kijken.   Noteer op blz 30 van je schrift het antwoord op de volgende vragen: 

  • Hoe werkt de irrigatielandbouw in Egypte? Wat is het belang van de Nijl? 
  • Welke gevolgen had de irrigatielandbouw voor de Egyptische samenleving. 
  • Welke beroepen ontstonden, wat geloofde men? 
  • Wat voor een soort bron is de 'steen' en waarom is deze Steen van Rosetta een belangrijke bron? 

Na de aflevering bespreek je de opdrachten samen met je werkmaatje. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Moderne veehouderij 
Moderne boeren kunnen steeds  goedkoper produceren door meer machines te gebruiken: Dit heet mechaniseren. Er zijn minder mensen nodig om al het werk te doen. 

Specialiseren:  Er kan nog goedkoper geproduceerd worden door maar één of twee producten te maken. Je kan dan speciale machines kopen voor deze producten. Dat scheelt geld en tijd. En je kan heel goed worden in het maken van dit product. 

Moderne bedrijven zijn steeds groter geworden omdat ze met minder mensen veel meer werk kunnen doen. Dat heet schaalvergroting.

Slide 36 - Tekstslide

Landbouw of industrie?
Intensieve veehouderij of bio-industrie: Dit is veeteelt met veel dieren op weinig grond en met een hoge opbrengst. Helaas gaat dit wel ten koste van het dierenwelzijn.

Een bedrijf is niet-grondgebonden als het niet uitmaakt waar het staat. Het voedsel wordt ingkocht vanuit andere delen van de wereld. 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Link