vaardigheden

B2

B2
-Je kan uitleggen wat het verschil tussen een natuurlandschap en ingericht landschap is.

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

B2

B2
-Je kan uitleggen wat het verschil tussen een natuurlandschap en ingericht landschap is.

Slide 1 - Tekstslide

Is dit een natuurlandschap of een ingericht landschap?
A
Een natuurlandschap
B
Een ingericht landschap

Slide 2 - Quizvraag

Ingericht landschap is door de natuur ontstaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Is dit een natuurlandschap of een ingericht landschap?
A
Een natuurlandschap
B
Een ingericht landschap

Slide 4 - Quizvraag

B4
B4
-Je kan een beschrijvende vraag en een verklarende vraag maken.

Slide 5 - Tekstslide

Stel een verklarende vraag

Slide 6 - Open vraag

B5
-Je kan natuurlijke factoren en menselijke factoren benoemen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is géén natuurlijke factor?
A
Klimaat
B
Hoogteverschillen
C
Welvaart
D
Ligging bij water

Slide 8 - Quizvraag

B9
B9
-Je kan de vier bevolkingskenmerken uitleggen (Demografisch, economisch, sociaal, politiek)

Slide 9 - Tekstslide

Taal is een voorbeeld van wat voor bevolkingskenmerk?
A
Culturele kenmerken
B
Demografische kenmerken
C
Economische kenmerken
D
Politieke kenmerken

Slide 10 - Quizvraag

Met welk bevolkingskenmerk
heeft de foto te maken?
A
Culturele kenmerken
B
Demografische kenmerken
C
Economische kenmerken
D
Politieke kenmerken

Slide 11 - Quizvraag

B13
B13
-Je kan de 5 verschillende schaalniveaus toepassen.

Slide 12 - Tekstslide

Vijf schaalniveaus: zet in volgorde van groot naar klein schaalniveau.
1.

2.

3.

4.

5.
Continentaal
Mondiaal
Lokaal
Nationaal
Regionaal

Slide 13 - Sleepvraag

Welk schaalniveau is dit?
A
Regionaal
B
Continentaal
C
Nationaal
D
Mondiaal

Slide 14 - Quizvraag

B14
B14
-Je kan de vier verschillende dimensies uitleggen (economisch, sociaal-cultureel, politiek, fysisch)

Slide 15 - Tekstslide

Welke aardrijkskundige dimensies herken je? Het kunnen er meer dan één zijn.

‘Ecuador gaat olie uit natuurpark winnen’.
A
Culturele dimensie
B
Economische dimensie
C
Natuurlijke dimensie
D
Politieke dimensie

Slide 16 - Quizvraag

Welke aardrijkskundige dimensies herken je? Het kunnen er meer dan één zijn.

‘Opwarming aarde is schuld van de mens’.
A
Culturele dimensie
B
Economische dimensie
C
Natuurlijke dimensie
D
Politieke dimensie

Slide 17 - Quizvraag

Welke aardrijkskundige dimensies herken je? Het kunnen er meer dan één zijn.

‘Kabinet stelt besluit over schaliegaswinning uit’.
A
Culturele dimensie
B
Economische dimensie
C
Natuurlijke dimensie
D
Politieke dimensie

Slide 18 - Quizvraag

Bij aardrijkskunde kunnen we een land vanuit verschillende dimensies bestuderen. Vanuit welke dimensie kijken we naar Chili als het gaat over geboortecijfers en sterftecijfers?
A
Fysische dimensie
B
Sociaal-culturele dimensie
C
Politieke dimensie
D
Demografische dimensie

Slide 19 - Quizvraag

B15
B15
-Je kan verbanden leggen

Slide 20 - Tekstslide

Nu volgt er een vraag waarin je een verband moet leggen. je geeft dus antwoord met: hoe ........, hoe ..............
Wat is het verband tussen de neerslag in een gebied en de bevolkingsdichtheid?

Slide 21 - Open vraag

B16
B16
-Je kan de kenmerken van een kaart benoemen.

Slide 22 - Tekstslide

Welk kenmerk zien we hier?
A
Legenda
B
Noordpijl
C
Titel
D
Schaal

Slide 23 - Quizvraag

Welk kenmerk zien we hier?

Slide 24 - Open vraag

B22
B22
-Je kent de volgende begrippen: absolute ligging, evenaar, noordelijk halfrond, zuidelijk halfrond, breedtegraden, breedtecirkel, parallel, breedteligging, noorderbreedte, zuiderbreedte, hoge en lage breedte

Slide 25 - Tekstslide

Noordelijk halfrond
noordpool
Evenaar
zuidpool
Zuidelijk
halfrond

Slide 26 - Sleepvraag

B23
B23
-Je kent de volgende begrippen: Nulmeridiaan, meridiaan, oostelijk halfrond, westelijk halfrond, geografische lengte, oosterlengte, westerlengte, lengteligging.

Slide 27 - Tekstslide

Noordpool
Zuidpool
Nulmeridiaan
Breedtecirkel
(Parallel)
Meridiaan 
(Lengtecirkel)

Slide 28 - Sleepvraag

B25
B25
-Je kan het verschil uitleggen tussen absolute en relatieve afstand

Slide 29 - Tekstslide

Vul jij de gaten in deze tekst op? Sleep de woorden naar de juiste plek! 
Bij AK gebruiken we twee soorten afstand: absolute afstand en relatieve afstand. Absolute afstand is afstand in .....................................   De absolute afstand ..................................................
Reletieve afstand is afstand in .................................................. Relatieve afstand kan dus ..............................................
Kilometer
Blijft altijd gelijk 
Tijd
Veranderen

Slide 30 - Sleepvraag

De absolute afstand wordt aangegeven met
A
de rode pijl
B
de zwarte pijl

Slide 31 - Quizvraag