2.1

2.1 - De grondwet van 1848
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.1 - De grondwet van 1848

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Wat?
Tijd?
Hoe?
Terugblik 1.1
10 minuten
klassikaal
uitleg 2.1
15 minuten
klassikaal
filmpje
10 minuten
klassikaal 

Slide 2 - Tekstslide

Waarom werd het Verenigd Koninkrijk der Nederland gesticht in 1815?
A
Omdat Koning Willem 1 België en Luxemburg had veroverd op 8 juli 1814
B
Omdat de grote Europese landen een sterk land tussen Frankrijk en de rest van Europa wilde hebben
C
Omdat België, Luxemburg en Nederland altijd al samen één land wilden zijn
D
Omdat Napoleon dat zo had gewild

Slide 3 - Quizvraag

Welke staatsvorm kende Nederland in 1815?
A
Republiek
B
constitutionele Monarchie
C
Dictatuur
D
Tirannie

Slide 4 - Quizvraag

Getrapte verkiezingen
  • Tweede Kamer wordt gekozen door:
  • Eerste Kamer wordt gekozen door:
  • Ministers worden gekozen door:  

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is deze cartoon treffend voor Willem 1?
A
Willem I maakte zich veel zorgen om België.
B
Willem I ondertekent hier de grondwet
C
Willem I trekt zich als alleenheerser van niks aan.
D
Willem I luistert hier naar het parlement.

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

De grondwet van 1848

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel
aan het eind van deze les:
  • kun je uitleggen hoe de nieuwe grondwet van 1848 tot stand kwam
  • weet je welke vier veranderingen hierin werden gebracht 

Slide 9 - Tekstslide

Democratisering


  • eerste belangrijke wet: 1798 --> alle burgers zijn gelijk
  • 1814: nieuwe grondwet, maar democratie niet direct van toepassing 
  • koning Willem I erg veel macht: benoemd leden van Eerste Kamer, dus kan deze ook weer ontslaan ... 

Slide 10 - Tekstslide

Weinig verandering
  • grote groep conservatieven in NL -> koning moet land besturen, ministers als raadgever 
  • angst voor teveel inspraak volk ->  verliezen macht van de ministers  

Slide 11 - Tekstslide

Nieuwe grondwet
  • Willem I vervangen in 1840 door zoon Willem II
  • Veel democratische revoluties in Europa: angst bij Willem II dat dit in NL zou gebeuren 
  • onder druk gezet bij (Liberale) ministers -> Volk moest meer vrijheid en inspraak krijgen
  • Thorbecke herschreef de grondwet in 1848
uitgangspunten:
  • rechtstreekse verkiezen, macht vd koning kleiner

Slide 12 - Tekstslide

Veranderingen
  1. Ministeriële verantwoordelijkheid  -> ministers ipv koning verantwoordelijk voor het beleid
  2. alle kamers rechtstreeks gekozen door het volk, vergaderingen zijn openbaar
  3. Eerste en Tweede Kamer kunnen ontbonden worden
  4. recht van amendement, interpellatie en enquête toegewezen aan Tweede Kamer
  5.  ieder jaar wordt er een begroting gemaakt en deze is openbaar
  6. NL kreeg extra  grondrechten
vrijheid van meningsuiting, vereniging, vergadering 
amendement: recht om een wetsvoorstel aan te nemen met een aanpassing
interpellatie: recht om een minister te verantwoording te roepen 
enquête: recht om een onderzoek in te stellen 

Slide 13 - Tekstslide


Grondrechten



  • Grondrechten staan Hoofdstuk 1 van de Grondwet (van 1983)
  • Het belangrijkste onderdeel, het anti-discriminatie-artikel, is Artikel 1
  • Ze zijn bedacht in een tijd dat grondrechten niet vanzelfsprekend waren.
  • Er wordt een onderscheid gemaakt in Klassieke- en Sociale grondrechten

Slide 14 - Tekstslide


Klassieke grondrechten


  • Beschermen ons tegen de overheid 
  • Geven ons rechten tegen een te machtige overheid

  • Staan sinds 1848 in de Grondwet 
  • Klassiek betekent: 'iets van vroeger, maar niet verouderd'

Slide 15 - Tekstslide

Nu wel democratie?
NL was nog steeds niet volledig democratisch

  • censuskiesrecht: alleen rijksten mochten stemmen
  • districtenstelsel: ieder district stuurde één vertegenwoordiger naar de Tweede kamer
  • koning ontbond Kamer bij conflicten 


Slide 16 - Tekstslide


bijvoorbeeld:

  • Artikel 1: Anti-discriminatie artikel

  • Artikel 2: Wie is Nederlander?

  • Artikel 4: Kiesrecht

  • Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting

  • Artikel 8: Recht op vereniging

  • Artikel 9: Recht op vergadering

  • Artikel 10: Onaantastbaarheid van de persoonlijke levenssfeer

  • Artikel 11: Onaantastbaarheid van het lichaam

  • Artikel 13: Briefgeheim

Slide 17 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 18 - Tekstslide


Coalitie en oppositie

  • In Nederland is geen enkele partij groter dan de meerderheid van de Tweede Kamer.
  • Om die meerderheid wel te hebben, moeten partijen samenwerken
  • Partijen die in de regering samenwerken, heten: coalitie.
  • Partijen die niet in de regering zitten, maar wel in de Tweede Kamer, heten: oppositie

Slide 19 - Tekstslide

Parlement
Controleert
Volk
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Regering

Slide 20 - Sleepvraag

Het indienen van een wetsvoorstel
A
alleen Tweede Kamer
B
alleen Eerste Kamer
C
Eerste en Tweede Kamer

Slide 21 - Quizvraag

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president

Slide 22 - Quizvraag

De koning zegt op tv iets over het vluchtelingenbeleid van de regering. De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning iis niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning
D
De koning is onschendbaar en de minister verantwoordelijk

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft het Nederlandse parlement?
A
75
B
100
C
150
D
225

Slide 24 - Quizvraag