3.4 De handel groeit weer

3.4 De handel groeit weer
 opdrachten 3 t/m 9
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.4 De handel groeit weer
 opdrachten 3 t/m 9

Slide 1 - Tekstslide

Markeer de tekstdelen.
Blz. 144

Slide 2 - Tekstslide

Markeer de tekstdelen.
blz.145

Slide 3 - Tekstslide

Markeer de tekstdelen.
blz. 147

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Handel en steden (filmpje ca. 2 min)
2. Opdrachten nakijken
3. Filmpje over de gilden (2.45 min)
4. Huiswerk opschrijven 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Opdracht 3
a.
Hoe ontstonden rond het jaar 1000 steden? Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Bij marktplaatsen groeiden dorpen uit tot steden.
B Er ontstonden marktplaatsen op kruispunten van wegen en/of rivieren.
C Steeds meer grond werd voor landbouw geschikt gemaakt.
D Voedsel dat over was, geruild of verkocht.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3
a.
Hoe ontstonden rond het jaar 1000 steden? Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Bij marktplaatsen groeiden dorpen uit tot steden.
B Er ontstonden marktplaatsen op kruispunten van wegen en/of rivieren.
C Steeds meer grond werd voor landbouw geschikt gemaakt.
D Voedsel dat over was, geruild of verkocht.
C – D – B – A

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 3
b.
Wat was een voordeel van geld, in vergelijking met voedsel als ruilmiddel?
 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3
b.
Wat was een voordeel van geld, in vergelijking met voedsel als ruilmiddel?
Geld bederft niet, zoals voedsel.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4
Om welke redenen kwamen de volgende mensen op de genoemde plaatsen? Maak de juiste combinaties.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4
Om welke redenen kwamen de volgende mensen op de genoemde plaatsen? Maak de juiste combinaties.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 5
a.
Bij welke sociale laag hoorden deze mensen? Maak de juiste combinaties.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 5
a.
Bij welke sociale laag hoorden deze mensen? Maak de juiste combinaties.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Wat was een belangrijk sociaal verschil tussen de meeste mensen in de stad en de meeste mensen op het platteland?
◯ A De inwoners van de stad verbouwden hun voedsel niet zelf.
◯ B De inwoners van de stad waren ambachtslieden.
◯ C De inwoners van de stad waren handelaren.
◯ D De inwoners van de stad waren vrije mensen.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Wat was een belangrijk sociaal verschil tussen de meeste mensen in de stad en de meeste mensen op het platteland?
◯ A De inwoners van de stad verbouwden hun voedsel niet zelf.
◯ B De inwoners van de stad waren ambachtslieden.
◯ C De inwoners van de stad waren handelaren.
D De inwoners van de stad waren vrije mensen.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 6
a.
Wat was een gilde?
 
b.
In welke volgorde leerde je in de middeleeuwen een beroep? Zet de volgende
woorden in de juiste volgorde: gezel • leerling • meester.
 De juiste volgorde is:

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Opdracht 6
a.
Wat was een gilde?
Een vereniging van mensen in de stad die hetzelfde beroep uitoefenden.
b.
In welke volgorde leerde je in de middeleeuwen een beroep? Zet de volgende
woorden in de juiste volgorde: gezel • leerling • meester.
De juiste volgorde is: leerling, gezel, meester.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 6
c.
Wanneer mocht een gezel lid worden van een gilde?
 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 6
c.
Wanneer mocht een gezel lid worden van een gilde?
Als de gezel geslaagd was voor zijn meesterproef mocht hij lid worden.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 7
a.
Een gilde wilde ervoor zorgen dat alle leden voldoende inkomen hadden. Daarvoor maakten ze regels.
Onderstreep in de leertekst ‘Leven in de stad’ drie zinnen waarin drie regels staan die ervoor zorgden dat alle leden voldoende inkomen hadden.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 7
a.


blz. 146

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 7
b.
Maak de zinnen kloppend.
Elk gilde had regels die ervoor moesten zorgen dat alle leden voldoende inkomen hadden. Deze regels hadden te maken met cultuur / economie / politiek. De regels maakten de sociale verschillen tussen leden van een gilde groter / kleiner.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 7
b.
Maak de zinnen kloppend.
Elk gilde had regels die ervoor moesten zorgen dat alle leden voldoende inkomen hadden. Deze regels hadden te maken met cultuur / economie / politiek. De regels maakten de sociale verschillen tussen leden van een gilde groter / kleiner.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 7
c.
Hebben bedrijven in onze tijd ook zulke regels afgesproken? Leg je antwoord uit.
 

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 7
c.
Hebben bedrijven in onze tijd ook zulke regels afgesproken? Leg je antwoord uit.
Nee, bedrijven proberen juist klanten bij elkaar weg te lokken, bijvoorbeeld met lage prijzen. Ook staat het iedereen vrij om een bedrijf te beginnen.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 8
a.
Welke groep burgers werd machtiger als een stad stadsrechten kreeg?
 

b.
Leg uit waarom deze groep machtiger werd door de stadsrechten.
 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 8
a.
Welke groep burgers werd machtiger als een stad stadsrechten kreeg?
Rijke kooplieden en gildemeesters.

b.
Leg uit waarom deze groep machtiger werd door de stadsrechten.
 

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 8
a.
Welke groep burgers werd machtiger als een stad stadsrechten kreeg?
Rijke kooplieden en gildemeesters.

b.
Leg uit waarom deze groep machtiger werd door de stadsrechten.
Rijke kooplieden en gildemeesters bestuurden de stad, zij maakten de regels en wetten.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 8
c.
Om welke twee redenen waren veel steden machtiger dan domeinen op het
platteland?
□ A Steden betaalden geen belasting aan de heer.
□ B Steden konden zich beter beschermen door een sterke stadsmuur.
□ C Steden lagen altijd bij het kasteel van de heer.
□ D Steden produceerden meer voedsel dan de domeinen.
□ E Steden waren rijker dan de domeinen op het platteland.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 8
c.
Om welke twee redenen waren veel steden machtiger dan domeinen op het
platteland?
□ A Steden betaalden geen belasting aan de heer.
B Steden konden zich beter beschermen door een sterke stadsmuur.
□ C Steden lagen altijd bij het kasteel van de heer.
□ D Steden produceerden meer voedsel dan de domeinen.
E Steden waren rijker dan de domeinen op het platteland.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 9a

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 9b

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 9c

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
les 1:
H3.5 Koningen willen meer macht
maken opdrachten 3, 4b, 5 t/m 9

les 2: (20 februari)
3.8 Vikingen
Maken opdrachten 1 t/m 4

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
Hfd.3 Afsluiting (blz. 171 - 173)
Maken opdrachten 1 t/m 9

Slide 37 - Tekstslide