Examentraining H5 2021 2019-I tekst 1

Lees tekst 1 van het examen 2019-I. Zorg dat je je pen of markeerstift bij de hand hebt. Maak daarna de vragen!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lees tekst 1 van het examen 2019-I. Zorg dat je je pen of markeerstift bij de hand hebt. Maak daarna de vragen!

Slide 1 - Tekstslide

1) In regels 20-21 wordt gesproken van “Het fenomeen”.
Wat wordt daarmee bedoeld (1p)

Slide 2 - Open vraag

Tekst 1 kan worden onderverdeeld in vier delen. Deze achtereenvolgende
delen kunnen van de volgende kopjes worden voorzien:
Deel 1: Uitleg van fomo
Deel 2: Verklaringen voor fomo en de rol van sociale media daarin
Deel 3: Beter leren omgaan met fomo en sociale media
Deel 4: Belofte 

Slide 3 - Tekstslide

2) Bij welke alinea begint deel 2? 1p

Slide 4 - Open vraag

3) Bij welke alinea begint deel 3? 1p

Slide 5 - Open vraag

4) “In het JWT-onderzoek gaf bijna twee derde van de ondervraagden aan op Facebook en Twitter aan imagebuilding te doen.” (regels 102-105)
Waartoe leidt volgens Sherry Turkle deze imagebuilding uiteindelijk? 1p

A
competitiedrang en na-ijver
B
een identiteit die niet helemaal echt is
C
jaloers zijn op andermans leven
D
vervreemding van onszelf

Slide 6 - Quizvraag

5) “Ik denk zelfs dat we jaloers zijn op onze eigen online identiteit.”
(regels 135-137) Hoe komt het dat we jaloers zijn op onze eigen online identiteit? Baseer je antwoord op de alinea’s 4 en 5.

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 1p

Slide 7 - Open vraag

6) In tekst 1 wordt de vergelijking gemaakt met een kale kerstboom
(regels 151-152).
Geef aan waar een ‘kale kerstboom’ symbool voor staat, volgens tekst 1.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 1p

Slide 8 - Open vraag

7) We ontlenen volgens Brouwer waarde aan ons profiel op sociale netwerken: “Die waarde is echter van korte duur.” (regels 162-163), zegt hij.
Hoe komt het volgens Brouwer dat die waarde van korte duur is? 1p
A
Er zijn te veel nieuwe evenementen.
B
Onze consumptiesnelheid is hoog.
C
Onze identiteit is lastig te versieren.
D
Sociale media zijn erg vluchtig.

Slide 9 - Quizvraag

8) “We hebben dus steeds nieuwe versieringen nodig.” (regels 166-168)
Wat is volgens alinea 5 een positief gevolg en wat is een negatief gevolg
van deze voortdurende behoefte aan nieuwe versieringen?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 2p

Slide 10 - Open vraag

9) “‘Er is steeds meer informatie beschikbaar, maar tegelijkertijd zijn we steeds slechter geïnformeerd”. (regels 191-194)
Wat is volgens de tekst de belangrijkste oorzaak voor dit verschijnsel? 1p
A
Concentratieproblemen leiden ertoe dat mensen niet goed meer lezen.
B
Doordat er zoveel nieuws op ons afkomt, nemen we het oppervlakkig tot ons.
C
Mensen hechten tegenwoordig minder waarde aan nieuws en meningen.
D
We komen tijd en energie tekort om informatie op juistheid te kunnen schatten.

Slide 11 - Quizvraag

De deskundigen Paul Zak en Sherry Turkle geven in alinea 7 ieder een eigen opvatting over fomo als een mogelijke verslaving. Hieronder staat in een schema een onvolledige samenvatting van hun opvattingen. (zie volgende slide)
Paul Zak beweert… 1
 want… 2
 en dat doet verlangen naar meer.

Sherry Turkle vindt… 3
 want dan klinkt de roep om die verslavende sociale
netwerken uit te bannen
 en dat kan niet want …4
 dus… 5 

Slide 12 - Tekstslide

10) Vul het schema aan.
Neem de nummers over en schrijf je antwoord achter de nummers.
Zorg dat er correcte zinnen ontstaan en gebruik voor je antwoord niet
meer dan 60 woorden. 3p

Slide 13 - Open vraag

Lees tekstgragment 1 op pag. 218 en maak daarna vraag 11.

Slide 14 - Tekstslide

11) De auteur van tekst 1 legt zichzelf een bepaalde beperking op. De auteur van tekstfragment 1 doet dat ook. Deze beperkingen lijken bedoeld om de nadelige invloeden van fomo te verminderen.
Welke auteur laat al doorschemeren dat die zelf opgelegde beperking moeilijk te handhaven zal zijn?

Ondersteun je antwoord door een zin te citeren uit tekstfragment 1 of uit de laatste alinea van tekst 1 waaruit dit blijkt. 2p

Slide 15 - Open vraag

12) Wat is de hoofdgedachte van tekst 1? 2p

A
De door smartphones en sociale media toegenomen negatieve gevolgen van fomo kunnen worden beperkt als mensen leren omgaanmet de enorme hoeveelheid informatie die tegenwoordig op ze afkomt.
B
Druk bezig waren mensen altijd al, maar door de opkomst van smartphones en sociale media lijden vooral jongeren die erbij willen horen aan fomo.
C
Fomo door sociale mediagebruik is een verslaving, maar mensen kunnen niet zonder sociale netwerken en moeten dus leren met de diverse digitale prikkels om te gaan.
D
Mensen zijn kuddedieren, willen erbij horen, zijn van nature nieuwsgierig en steken elkaar aan met hun reacties, waardoor ze het risico lopen op fomo.

Slide 16 - Quizvraag