mens en gezondheid 3: Boodschappen doen en eten rondbrengen voor een cliënt

Na deze les kun je:
- Een boodschappenlijstje lezen
- Een boodschappenlijstje maken
- Omgaan met geld van een cliënt
- Boodschappen doen en die opruimen
- Eten rondbrengen
- Afwassen

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Na deze les kun je:
- Een boodschappenlijstje lezen
- Een boodschappenlijstje maken
- Omgaan met geld van een cliënt
- Boodschappen doen en die opruimen
- Eten rondbrengen
- Afwassen

Slide 1 - Tekstslide

Boodschappen doen en eten rondbrengen voor een cliënt

Slide 2 - Tekstslide

Soms moet je boodschappen doen voor een cliënt.

Waarom kan dat nodig zijn?

Slide 3 - Open vraag

Voor je boodschappen gaat doen voor iemand maak je eerst een boodschappenlijstje.
Hier moet je rekening mee houden:
- Maak het boodschappenlijstje samen met de cliënt.
- Als het lijstje al gemaakt is lees het dan samen door.
- Vraag welke boodschappen de cliënt nodig heeft en hoeveel.
- Vraag of de cliënt voorkeur heeft voor een merk.
- Vraag of je de goedkoopste optie moet kopen.

Slide 4 - Tekstslide

Soms moet je de cliënt helpen met de boodschappen te verzinnen.
Je kunt dan vragen stellen zoals:
- Heeft u genoeg in huis voor het ontbijt?
- Heeft u nog verzorgingsproducten nodig?

Als de cliënt het goed vindt, kun je ook in de keukenkastjes en koelkast kijken. Dan zie je als iets bijna op is.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom moet je het eerst vragen of je in de kastjes mag kijken?

Slide 6 - Open vraag

Als een cliënt wil ontbijten, welke boodschappen moeten er dan in huis zijn?

Slide 7 - Open vraag

Welke boodschappen moet je in huis hebben voor het avondeten?

Slide 8 - Open vraag

Welke boodschappen moet je in huis hebben voor de persoonlijke verzorging?

Slide 9 - Open vraag

Welke boodschappen moet je in huis hebben om schoon te maken?

Slide 10 - Open vraag

Boodschappen doen met geld van een cliënt
Als je boodschappen doet voor een cliënt krijg je daar geld voor van de cliënt.
Bij terugkomst plak je de kassabon op het boodschappenlijstje en geef je het wisselgeld terug.
Zo kan de cliënt of familieleden zien wat je hebt uitgegeven en wanneer dat was.
Ze kunnen dan ook uitrekenen of het klopt. 

Slide 11 - Tekstslide

Op een kassabon staat:
- Welke producten je hebt gekocht
- De naam van de winkel
- De datum
- Wat je moet betalen
- Hoeveel wisselgeld je terug krijgt

Slide 12 - Tekstslide

Wat moet je doen met de kassabon?

Slide 13 - Open vraag

Welke informatie staat er op een kassabon?

Slide 14 - Open vraag

Waarom is het belangrijk de kassabon en het boodschappenlijstje te betalen?

Slide 15 - Open vraag

Hoe prijsbewust ben jij?
Vraag aan de docent het werkblad Hoe prijsbewust ben jij.

Maak de opdracht.
  • Bedenk eerst zelf wat je denkt dat de boodschappen kosten
  • zoek daarna op de website van jumbo of AH op wat het echt kost
  • vergelijk jouw schatting met de echte prijzen


Gebruik de website van AH of Jumbo om de prijzen op te zoeken.

Slide 16 - Tekstslide

Opvallende boodschappen
Je hoeft niet alle boodschappen te doen. 
Je doet alleen boodschappen die echt nodig zijn. En alleen in redelijke hoeveelheden.
Je hoeft geen drugs te kopen. En ook niet heel veel alcohol of heel veel pakken sap. En ook niet 6 grote pakken wc papier.
Zeg dan dat je dat niet mag.

Vertel het altijd aan je leidinggevende als je gevraagd wordt om opvallende boodschappen te doen. Die kan kijken of de cliënt een probleem heeft.

Slide 17 - Tekstslide

Op het boodschappenlijstje staan 10 flessen rum. Wat doe je?

Slide 18 - Open vraag

Praktijkopdracht
Opdracht:
Maak een boodschappenlijst voor een lunch voor 3 personen.
Het budget is 20 euro.
Bedenk wat je nodig hebt.
Schat de prijs.
Zoek daarna op internet op wat het echt zou kosten.

Vraag: Welke producten staan in de schijf van 5? Zet daar een streep onder op je boodschappenlijstje.
Maak een foto van je boodschappenlijstje en stuur die naar de docent.

Slide 19 - Tekstslide

Duurzaam boodschappen doen
Duurzaam: geproduceerd of verkregen op een manier die het milieu en de natuur zo min mogelijk belast.

- Koop producten zonder verpakking of die milieuvriendelijk verpakt zijn.
- Neem zelf een boodschappentas mee. 

Slide 20 - Tekstslide

Veel producten zitten toch verpakt in plastic. Wat is hier het voordeel van?

Slide 21 - Open vraag

Boodschappen opruimen
- Leg ingevroren producten in de vriezer
- Producten die kunnen bederven leg je (afgedekt) in de koelkast.
- De andere producten leg je in de keukenkast of voorraadkast.

- Kijk ook of er producten niet meer goed zijn. En overleg met de cliënt of deze weggegooid mogen worden.
- Zijn de keukenkastjes of de koelkast vies dan kan je die eerst schoonmaken als je nog tijd hebt.


Slide 22 - Tekstslide

Waar ruim je dit op?
A
koelkast
B
voorraadkast
C
vriezer
D
keukenkastje

Slide 23 - Quizvraag

Waar ruim je dit op?
A
koelkast
B
voorraadkast
C
vriezer
D
keukenkastje

Slide 24 - Quizvraag

Waar ruim je dit op?
A
koelkast
B
voorraadkast
C
vriezer
D
keukenkastje

Slide 25 - Quizvraag

Waar ruim je dit op?
A
koelkast
B
voorraadkast
C
vriezer
D
keukenkastje

Slide 26 - Quizvraag

Eten rond brengen
In een verzorgingshuis of ziekenhuis hoeven de cliënten zelf geen boodschappen te doen.
Zij krijgen eten en drinken van het (zieken)huis.

Het eten en drinken wordt meestal rondgebracht. Dat kan jouw werk zijn.

Slide 27 - Tekstslide

Eten rond brengen
De maaltijden staan op dienbladen in een kar.
Die breng je naar de cliënt of patiënt.
Op de dienbladen liggen soms naamkaartjes met huisnummers en extra informatie.
Als een cliënt een eigen kamer heeft dan klop of bel je eerst aan en zegt je dat het eren er stat.
Zo respecteer je de privacy.

Slide 28 - Tekstslide

Eten rond brengen
Als mensen het dienblad niet zelf kunnen dragen, staat dat op het kaartje. Dan breng je de maaltijd naar de cliënt toe.

Maaltijd rondbrengen doe je met 2 personen. 
Zo kun je snel ergens helpen zonder dat het eten op de kar koud wordt. Je collega kan dan doorgaan met rondbrengen.

Slide 29 - Tekstslide

Na het eten 
Na het eten haal je de dienbladen met lege borden en schalen weer op.

Het is belangrijk om te weten of cliënten goed eten.
Schrijf het op als iemand steeds veel eten laat staan. Vertel het aan je leidinggevende.

Slide 30 - Tekstslide

Na het eten 
Het kan zijn dat iemand niet thuis was rond etenstijd. Dan laat je het volle blad staan. Misschien wil iemand het later opeten.

Als de cliënt geen honger had, wil hij het eten misschien bewaren om later op te eten. Dan kun je het in de koelkast zetten. Dek de etenswaren goed af en kijk of de koelkast schoon is.

Slide 31 - Tekstslide

Volgorde afwassen
Afwassen doe je in een vaste volgorde, van schoon naar vuiler:
  1.  de glazen
  2. de kopjes en bekers
  3. de borden
  4. het bestek
  5. de pannen

Slide 32 - Tekstslide

Afwassen met de hand
Na het eten moet je afwassen.
  1. Spoel de vaat voor met heet water.
  2. Was de vaat af in sop van heet water met een klein beetje afwasmiddel.
  3. Spoel het sop er met heet water vanaf.
  4. Zet de vaat in het afdruiprek.
  5. Droog de vaat af met een theedoek.

Slide 33 - Tekstslide

Afwassen in de vaatwasser
Eerst spel je de ergste etensresten af met heet water.
Daarna zet je de vaat in de afwasmachine. 
Vul de rekken op de juiste manier:
  • zet borden rechtop, achter elkaar
  • zet kopjes, glazen en bekers op hun kop
  • zet de pannen op hun kop
  • zet bestek in de speciale bestekbakjes

Slide 34 - Tekstslide

Afwassen in de vaatwasser
  • Doe een vaatwastablet in de machine. Er brand een lampje als je zout of glansspoelmiddel moet bijvullen.
  • Zet de machine op het juiste programma.
  • Ruim  na afloop de schone vaat op.
  • Schone en vuile vaat mogen  niet met elkaar in aanraking komen 

Slide 35 - Tekstslide

De afwas hoe doe je dat
opdracht:
Onderzoek hoe de afwas hygiënisch gedaan moet worden.
- Zoek op internet op 'de afwas hoe doe je dat'.
- Beschrijf in 7 stappen hoe je goed afwast.

Maak een foto van jouw stappenplan en stuur het naar de docent.

Slide 36 - Tekstslide

Hoe weet je dat je de juiste maaltijd bij de juiste persoon brengt?

Slide 37 - Open vraag

Hoe weet je of een cliënt heeft gehoord dat het eten er is?

Slide 38 - Open vraag

Wat doe je als de cliënt zijn eten op de salontafel wil hebben.

Slide 39 - Open vraag

Waarom klop je toch op de deur als de deur open staat?

Slide 40 - Open vraag

Wat doe je als er overal stoelen rond de tafel staan en de cliënt met rolstoel aan de tafel wil eten?

Slide 41 - Open vraag

Wat doe je als een cliënt graag van zijn eigen servies eet, maar het niet zelf kan pakken?

Slide 42 - Open vraag

Waarom is het belangrijk om snel een bord en bestek te kunnen neerleggen tijdens het rondbrengen van het eten?

Slide 43 - Open vraag

Waarom doe je het rondbrengen van een maaltijd met 2 personen?

Slide 44 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 45 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 46 - Open vraag

Je kunt nu:
- Een boodschappenlijstje lezen
- Een boodschappenlijstje maken
- Omgaan met geld van een cliënt
- Boodschappen doen en die opruimen
- Eten rondbrengen
- Afwassen

Slide 47 - Tekstslide

Extra lesstof
Ben je snel klaar......
Wil je meer meer weten over dit onderwerp......

Dan volgen er nu een aantal dia's met extra lesstof.
De volgorde waarin je ze doet mag je zelf bepalen.

Slide 48 - Tekstslide

Afwassen 
opdracht:
Je gaat de afwas doen.
Vraag aan de docent of je met de hand gaat afwassen of met de vaatwasmachine.

Kijk terug hoe het gegaan is. Gebruik hiervoor het beoordelingsformulier.

Slide 49 - Tekstslide

Wat is HACCP?
Je mag het op internet opzoeken.

Slide 50 - Open vraag

Wat is kruisbesmetting
Je mag het op internet opzoeken.

Slide 51 - Open vraag