1.7 c Grammatica

Welkom
Ga rustig zitten.
Telefoon ligt in je kluisje.

Pak je werkboek  
en zet je tas op de grond.


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten.
Telefoon ligt in je kluisje.

Pak je werkboek  
en zet je tas op de grond.


Slide 1 - Tekstslide

lesopbouw
  • Wat weet je al?
  • opdrachten vorige les afmaken + bespreken
  • doel
  • opdracht
  • uitleg
  • oefenen
  • zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al?
Je hebt de vorige lessen geleerd:
 - persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp



Slide 3 - Tekstslide

Noem 4 woorden/regels waar je op moet letten bij het benoemen van het werkwoordelijk gezegde.
(Dit zijn uitzonderingen.)

Slide 4 - Open vraag

Gisteren
hield de kroonprinses
voor het eerst
een toespraak.

Slide 5 - Woordweb

zelfstandig werken
Werkboek
hoofdstuk 1.7 grammatica, blz. 65
opdracht 1: wg onderstrepen +  onderwerp omcirkelen
opdracht 4 + 6 + 10 + 11
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van de les kan je 
het lijdend voorwerp benoemen in een zin.

Slide 7 - Tekstslide

opdracht
1.  werkwoord: schrijven
  •   Schrijf een vorm van het werkwoord op 
  •   Bedenk wie er schrijft 
  •   Bedenk wat diegene schrijft 
 
2.  werkwoord: eten
  • Schrijf een vorm van het werkwoord op = werkwoordelijk gezegde
  • Bedenk wie er eet = onderwerp
  • Bedenk wat diegene eet = lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

o - wg -lv
           onderwerp                      werkwoordelijk gezegde             lijdend voorwerp






                                                      




iemand

doet

iets

Slide 9 - Tekstslide

opdracht
1.  werkwoord: schrijven
  •   Schrijf een vorm van het werkwoord op = werkwoordelijk gezegde
  •   Bedenk wie er schrijft = onderwerp
  •   Bedenk wat diegene schrijft = lijdend voorwerp

2.  werkwoord: eten
  • Schrijf een vorm van het werkwoord op = werkwoordelijk gezegde
  • Bedenk wie er eet = onderwerp
  • Bedenk wat diegene eet = lijdend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

lijdend voorwerp
  • Je benoemt eerst WG + O.
  • Dan ga je op zoek naar het lijdend voorwerp.

  • Let op: niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!!!
  • Het lijdend voorwerp begint nóóit met een voorzetsel.

  • Wie/wat + WG + O = lijdend voorwerp (LV)

Slide 11 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Straks ga ik mijn broer feliciteren met zijn verjaardag.     
  • WG = ga feliciteren
  • O = ik
  • LV = mijn broer

timer
2:00

Slide 12 - Tekstslide

lijdend voorwerp
  • In Zuid-Afrika heeft een 18-jarige jongen gebeld met een vrouw van 25.
  • PV = heeft
  • WG = heeft gebeld
  • O = een 18-jarige jongen
  • LV = XXX   

timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

zelfstandig werken
Maak in je werkboek 
Hoofdstuk 1.7 (blz. 69)
opdracht 7 + 8

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

afsluiting
Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp 
moet benoemen in een zin?

Wie/wat + wg + ond

Slide 15 - Tekstslide