§6.1 Groei of krimp?

Groei of Krimp?
H6 - De overheid en ons inkomen
Op je tafel ligt:
- Pen
- Leerboek
- Schrift
Economie
Maandag 6 maart
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Instructies

lesdoelen
Je leert wat economische groei is en wat voor gevolgen dit heeft voor de burgers en de overheid.

Onderdelen in deze les

Groei of Krimp?
H6 - De overheid en ons inkomen
Op je tafel ligt:
- Pen
- Leerboek
- Schrift
Economie
Maandag 6 maart

Slide 1 - Tekstslide

Begin:
 * Welkom
 * Leerdoelen

Kern:
 * 6.1 Groei of Krimp

Afsluiting:
 * Terugblik op de les
 * Afsluiting 


Lesplanning

Slide 2 - Tekstslide

lesdoelen
  • Je kan uitleggen wat groei betekent voor de economie
  • Je kan uitleggen wat de gevolgen van groei zijn voor de overheidsfinanciën
  • Je kan uitleggen wat burgers merken van economische groei

Slide 3 - Tekstslide

economische groei

Slide 4 - Woordweb

Als het BBP langdurig daalt (krimpt), is er spraken van:
A
Recessie
B
Crisis
C
Veel werk
D
Toename van de totale productie van een land

Slide 5 - Quizvraag

Waar staat BBP voor?
A
bruto buitenlands product
B
bruto binnenlands product

Slide 6 - Quizvraag

Het nationaal inkomen is...
A
de som van alle inkomens in een land
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle beloningen van de productiefactoren
D
Antwoord A & C zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de 4 productiefactoren?

Slide 8 - Open vraag

BBP = Nationaal inkomen
De optelsom van alle inkomens/beloningen van de productiefactoren (loon, rente, huur, pacht, winst).
Productiefactoren:
KANO - Kapitaal, Arbeid, Natuur, Ondernemerschap

De verandering van het BBP noemen we economische groei. 

Slide 9 - Tekstslide

Economische groei..
Economische groei 

  • bbp neemt toe
  • productie neemt toe, investeringen nemen toe, werkloosheid daalt, inkomsten nemen toe
  • nationaal inkomen stijgt

Slide 10 - Tekstslide

Economische crisis / recessie





Recessie:
Als groei langdurig daalt en lager is dan gemiddeld.
Economische crisis:
Als recessie langdurig aanhoudt of als het BBP krimpt.

Gevolgen:

Overheid
- Inkomsten dalen
- Uitgaven nemen toe

Werkenden
- Er is minder werk
- Premies + belasting omhoog

Slide 11 - Tekstslide

Welke gevolgen heeft een economische crisis voor : de investeringen door bedrijven
A
Die stijgen
B
Die blijven gelijk
C
Die dalen
D
Die zijn niet van invloed

Slide 12 - Quizvraag

Welke gevolgen heeft een economische crisis voor: de werkloosheid
A
Dat gaat stijgen
B
Dat gaat dalen
C
Dat blijft gelijk
D
Die heeft geen invloed

Slide 13 - Quizvraag

Welke gevolgen heeft een economische crisis voor: Het nationaal inkomen
A
Dat gaat stijgen
B
Dat gaat dalen
C
Dat blijft gelijk
D
Die heeft geen invloed

Slide 14 - Quizvraag

Zet onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Mensen kopen meer producten.
Meer mensen hebben een inkomen.
Er is meer vraag naar producten.

Bedrijven produceren meer.


Bedrijven hebben arbeiders nodig.

Slide 15 - Sleepvraag

Kritiek op BBP:
  • Houdt geen rekening met klimaatproblemen
  • Inkomensverdeling
  • koopkracht
  • Welvaart

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Bereken hoeveel procent rente de overheid over de staatsschuld van 2016 betaalde. Rond je antwoord af op 1 decimaal.

Slide 19 - Open vraag

In 2021 bedraagt de Nederlandse staatsschuld €502 miljard. Dit is 61% van het BBP. Bereken het BBP in dat jaar.

Slide 20 - Open vraag

Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product.

Nederland heeft een bbp van €822 miljard. Bereken de staatsschuld (€502 mld) als percentage van het bbp.
A
staatsschuld is 163,7% van BBP
B
staatsschuld is 61,1% van BBP
C
staatsschuld is €502 miljard
D
staatsschuld is €320 miljard

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent groei voor de economie?

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn de gevolgen van economische groei voor de overheidsfinanciën?
A
Minder overheidsuitgaven
B
Meer subsidie voor bedrijven
C
Meer geld naar infrastructuur
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quizvraag

Wat merkt de burger van economische groei?
A
Meer nettoloon
B
Minder belasting
C
Meer werkgelegenheid
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quizvraag