Luchtwegen en longen

Luchtwegen en Longen
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Luchtwegen en Longen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
Anatomie & Fysiologie 
Ademhalingsstelsel

Zelfstandig aan de slag 

MBO leren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt benoemen welke organen deel uitmaken van het ademhalingsstelsel.
  • Je kunt beschrijven hoe in de neusholte de ingeademde lucht gezuiverd, verwarmd,     bevochtigd en gekeurd wordt.
  • Je kunt de bouw en werking van de keelholte, het strottenhoofd en de luchtpijp beschrijven.
  • Je kunt de bouw en werking van de bronchiën en de longen beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe de bloedvoorziening van de longen zelf plaatsvindt.
  • Je kunt toelichten hoe de ligging en werking van de longvliezen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalingsstelsel

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat weten jullie over AH
stelsel??

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Neusholte
Keelholte
Storttehoofd
Luchtpijp
Longen
Mondholte
Bronchien
Diafragma
Longvlies

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bovenste luchtwegen

Slide 7 - Tekstslide

Lucht die door de bovenste luchtwegen stroomt, wordt door het slijmvlies verwarmd en vochtig gemaakt. Het grote slijmvliesoppervlak van de neusschelpen draagt daaraan bij. Ook houdt het slijmvlies stofdeeltjes en micro-organismen tegen. Het slijmvlies van de neus- en keelholte is gevoelig. Contact met een uitzuigkatheter kan al gauw bloedingen of infecties veroorzaken.
Neusholte 
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de neusholte wordt de ademlucht:

A
Gedroogd, verwarmd, gereinigd en gekeurd
B
Bevochtigd, gekoeld, gereinigd en gekeurd
C
Gedroogd, gekoeld, gereinigd en gekeurd
D
Bevochtigd, verwarmd, gereinigd en gekeurd

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mondholte
Mondholte meer lucht inademen in een korte tijd

Functie: Klank vorming zoals zingen en fluiten 

Nadeel: geen zuivering, bevochtiging, 
verwarming, keuring


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keelholte

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep:sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd zitten de stembanden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strottenhoofd (Larynx)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neus- en mondholte
Keel- en strottenhoofd
Ruiken
Strotklepje
Trilharen

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De huig sluit de luchtpijp af tijdens het slikken..
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De functie van de huig is:

A
De neusholte afsluiten tijdens ademen
B
De neusholte afsluiten tijdens slikken
C
De luchtpijp afsluiten tijdens ademen
D
De luchtpijp afsluiten tijdens slikken

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Onderste luchtwegen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luchtpijp en bronchiën
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd.

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp.

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronchiën 
De luchtpijp splitst zich in 2 takken: de hoofdbronchiën

Ze vertakken zich in steeds kleinere buisjes  (bronchiolen) en eindigen in longblaasjes

Bronchiolen: geen kraakbeen, inademing verwijden en uitademing vernauwen deze  bevordert de uitdrijving van lucht
De wanden van de bronchiën 
en longblaasjes zijn bedekt met slijmvlies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoeveel km bronchiën
( luchtwegvertakking ) heb je?
A
2500
B
3000
C
3500
D
4000

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Longblaasjes

Longblaasjes: 900 miljoen
Gaswisseling.

Opname van zuurstof en afgifte van kooldioxide CO2

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kleinste luchtwegen zijn de:
A
Trachea
B
Bronchien
C
Bronchiolen
D
Carina

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:00
Hoe worden de vertakkingen van de luchtpijp genoemd

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De longblaasjes
A
geven slijm af
B
zorgen voor bescherming van de longen
C
nemen zuurstof op

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doorbloeding longen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Longvliezen
Longvlies (weivlies) dubbelvlies , daartussen pleuravocht waardoor beide bladen tov elkaar kunnen schuiven. 

Longblad: longblad vergroeid met de buitenkant van het longweefsel
Buitenblad: borstvlies vergroeid met borstwand,middenrif, hartzakje

Slide 32 - Tekstslide

vena bronchiales naar onderste holle ader
zuurstoftransport
Hb: Hemoglobine
  • Eiwit in bloed dat zorgt voor zuurstoftransport
  • Mannen: 8,5 en 11 mmol/L
  • Vrouwen: 7,5 en 10 mmol/L

Bloedarmoede: moeheid, duizeligheid, hoofdpijn en kortademigheid

Teveel Hb: dikker/stroperiger bloed, grote kans op infarcten

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:15
De longen zijn omgeven door vliezen hoe heten deze

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:27
hoe heet het vocht tussen de twee vliezen

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:58
Om de longblaasjes zitten
A
bloedvaatjes
B
spiertjes

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:55
Waarvoor dienen het slijmvlies en de trilhaartjes in de luchtpijp
A
Isolatie
B
Bescherming
C
Zuivering

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling
Ventilatie komt tot stand door:
Inademen (inspiratie)
Uitademen (expiratie)
Middenrif (diafragma)
Gespierde/pezige plaat
Scheidt borstholte/buikholte
Longen zitten vast omdat het borstvlies met het diaframa vergroeid is

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gassen bij inademing:
78% Stikstof
21% Zuurstof
1% Overig
0,3% kooldioxide
Waterdamp wisselt

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De inademing

Bij inademen trekken de ademhalingsspieren zich samen, waardoor het middenrif platter wordt
Dit vergroot de inhoud van de longen, die via luchtpijp, neus en mond lucht opzuigen
Bij uitademen ontspannen de ademhalingsspieren waardoor het middenrif  in een koepel omhoog wordt geduwd. Lucht wordt uit de longen via de luchtpijp geperst

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Buikademhaling
Buikademhaling bijna altijd bij rustig ademhalen

Ademhalingspieren
Hulpademhalingsspieren  extra diep ademhalen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Borstademhaling:
Trekken de tussenribspieren samen. 
de borstkas gaat omhoog en wordt groter, waardoor er lucht in de longen wordt gezogen. 
Tijdens het ademhalen kan je ook de borst naar voren en omhoog zien bewegen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mechanisme vd ademhaling
Hersenen zit het ademcentrum
Ademcentrum reguleert de diepte en frequentie
Ademcentrum wordt via zintuigcellen (chemoreceptoren) in de wand van de halsslagaders geïnformeerd 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigcellen( chemoreceptoren)
Chemoreceptoren gevoelig voor CO2 vh bloed
Als CO2 stijgt gaat het ademcentrum versnellen
Daalt CO2 gaat het ademcentrum remmen

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

00:29
Hoe wordt het middenrif ook genoemd

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:42
Als het middenrif omlaag gaat wordt de inhoud
A
groter en stroomt er lucht in de longen
B
kleiner en perst het lucht uit de longen

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:56
wanneer wordt lucht uit de longen geperst
A
als het middenrif omlaag gaat
B
als het middenrif omhoog gaat

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:16
Hoe heten de schijven die je luchtpijp openhouden
A
luchtbeenschijven
B
wervelschijven
C
kraakbeenschijven

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:31
wat zit aan het eind van de bronchien

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijke woorden
Kruiswoordraadsel

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
E-learning maken MBO-leren

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies