Welke tijd is hier gebruikt: de Present Simple of de Present Continuous? Sleep de zinnen naar de juiste tijd.
Present simple
Present continuous
I sing every day.
I am singing right now.
Water boils at 100 *C.
He likes pizza.
I am playing a game.
He is sleeping at the moment.
He likes to dance.
I am dancing.
Slide 4 - Sleepvraag
Present Continuous
De Present Continuous is een tegenwoordige werkwoordstijd.
Je gebruikt dit wanneer iets opditmomentbezig of nu aan de gang is.
Slide 5 - Tekstslide
Present Simple:
feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen
always, sometimes, never....
every day / week / month ....
at the weekend
Present Continuous:
Iets is nu aan de gang, iemand is nu iets aan het doen.
(zijn aan het.. / zitten te...)
at the moment
now
Look! (Listen! ...)
Slide 6 - Tekstslide
Let op deze werkwoorden:
to like
to love
to want
Deze komen eigenlijk nooit voor in de Present Continuous:
(Je zit niet nu iets leuk te vinden of te willen...)
Slide 7 - Tekstslide
Present simple
Present continuous
Often
Always
Sometimes
Today
Now
At the moment
Look!
Usually
as we speak
every Thursday
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
55c - p 44
Markeer de tijdsbepalingen die horen bij de Present Simple met een kleur en de tijdsbepalingen die horen bij de Present Continuous met een andere kleur.
Slide 10 - Tekstslide
Sarah is walking 5 km to school right now.
Slide 11 - Open vraag
Mike drinks a milkshake every Saturday.
Slide 12 - Open vraag
Dad is cooking dinner now.
Slide 13 - Open vraag
The dogs play with the ball every afternoon.
Slide 14 - Open vraag
Look! Jumbo jets are flying directly above our house.
Slide 15 - Open vraag
key
Sarah walks to school every day.
Mike is drinking a milkshake now.
Dad cooks a dinner every evening.
The dogs are playing with the ball at the moment.
Jumbo jets often fly directly above our house.
Slide 16 - Tekstslide
55d - p 44
Read the whole text first.
On the next slide you'll get a list of the verbs in the correct order (this makes it a bit easier.)
Underline the signal words (every day, always...)
Now you can fill in the correct forms of the verbs.
Slide 17 - Tekstslide
55d
to unpack
to put
to make
to have
to install
to work
to paint
to like
to have / 10. to play
Zet deze werkwoorden in de goede tijd: Present Simple of Present Continuous.
Onderstreep de aanwijzingen in de zin (bijv. now / always / as you can see....)
Slide 18 - Tekstslide
55d: key
are unpacking
is putting
makes
have
are installing
is working
is painting
like
has / 10. are playing
Zet deze werkwoorden in de goede tijd: Present Simple of Present Continuous.
Onderstreep de aanwijzingen in de zin (bijv. now / always / as you can see....)
Slide 19 - Tekstslide
56 - p 45
What signal word goes with what Tense?
Write next to them: PS = Present Simple
PC= Present Continuous
Then finish the sententes in the correct Tense.
Use the clues in the 2nd column.
Slide 20 - Tekstslide
So, what did you come up with?
Slide 21 - Open vraag
Toets bespreken
Grammar niet goed begrepen.
Grammar niet goed geleerd.
Opdracht niet goed begrepen.
Opdracht niet goed gelezen.
Zinnen zelf niet goed begrepen.
Zinnen zelf niet goed gelezen.
Slide 22 - Tekstslide
Homework
leren: Grammar 13 + Theme words 'In the city' + 'Chores' p48