kl2E_Nederlands

Klas hl_k2E
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas hl_k2E

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5

§ 5.3 woorden:
 

maken opdracht 14, 15 (kun je ook alleen maken) & 16 

Correctiemodel staat in de studiewijzer
§ 5.4 grammatica

Vragend en onbepaald voornaamwoord 
maken opdracht 10, 11 & 12

Correctiemodel staat in de studiewijzer.

Vergeet de voorbereiding voor je boekverslag niet.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er  vragen?
Vorming van bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Leerling via de spinnen uit laten leggen hoe bijvoeglijke naamwoorden kunt vormen
Een morfeem is een deel van een woord met een eigen betekenis, dat niet in kleinere woorddelen met eigen betekenissen kan worden opgesplitst.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  •  Volgens welk principe is het woord huiswerkvrij gevormd?
  •  Huis+werk+vrij = zelfstandig naamwoord + vrij 
  • Welk grondwoord zie je in woorden gevoelsmatig,
    overgevoelig, gevoelloos.
  • gevoel
  • Bedenk bij elke manier van het vormen van een bijvoeglijk
     
    naamwoord uit de tabel nog een voorbeeld.
  • doelmatig, fabrieksmatig, kunstmatig
  • huiswerkvrij, stofvrij
  • liefachtig, grijsachtig, kleinachtig
  • overgevoelig, overactief
  • ovenklaar, persklaar


Opdracht 14
wie o wie?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§ 5.4 Onbepaalde voornaamwoorden: onbep. vnw. 
Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met een vragend voornaamwoord (vrv) vraag je naar een persoon of een ding. 
Er zijn vier vragende voornaamwoorden:
wie, wat, welk en wat voor (een).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niemand wil nog pannenkoeken eten.
timer
0:20

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik doe alles om te zorgen dat ik op tijd ben.
timer
0:20

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand moet dat toch hebben gezien!
timer
0:20

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Men vindt toch dat de trainer ontslagen moet worden.
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leerlingen gaan naar Parijs?
timer
0:20

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor kleren trek je morgen aan?
timer
0:20

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor een dag is het vandaag?
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

25 mei 2020: 
Zelfstandig werken

§ 5.5 Spelling: 
opdracht 1 (zie bijlage), 3, 4
leren blz. 205


26 mei 2020
Verplichte online les MSTeams

§ 5.5 Spelling
maken opdracht 9, 10 (zie bijlage) & 11

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 juni 2020
Denk ook aan je boekverslag!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er vragen?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les: dinsdag 26 mei 10:10 uur

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies