Grammatica zinsdelen: herhalen hz + bz + zinsdeelzinnen

Grammatica zinsdelen
Hoofd- en bijzinnen
Zinsdeelzinnen 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
Hoofd- en bijzinnen
Zinsdeelzinnen 

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
Toets over grammatica zinsdelen

'De Brug' blz. 247-250
- pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb, bijv. bep.
- hoofd- en bijzinnen herkennen
- Bijzin benoemen (= zinsdeelzinnen)



Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over
hoofd- en bijzinnen?

Slide 3 - Woordweb

Samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: zin met één persoonsvorm


Samengestelde zin: zin met twee of meer persoonsvormen


Een samengestelde kan bestaan uit: hoofdzin + bijzin (of andersom) of een hoofdzin + hoofdzin. 



Slide 4 - Tekstslide

Geef aan of de volgende zinnen enkelvoudig of samengesteld zijn.
enkelvoudig
een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. Er kunnen wel meer werkwoorden zijn. Deze werkwoorden zijn samen onderdeel van het gezegde (werkwoordelijk of naamwoordelijk)
EV
samengesteld
een samengestelde zin heeft twee (of meer) persoonsvormen.
Verander de zin van tijd om te zien wat de persoonsvormen zijn.

SG
enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Tijdens de voetbalwedstrijd mogen de supporters niets drinken op de tribune.
Hoewel het kampioenschap de club niet meer kon ontgaan, bleef de trainer zenuwachtig voor de wedstrijd.
De uitblinkende middenvelder wilde nog niet zeggen of hij nog een jaar blijft.
De supporters hopen dat hij besluit nog een jaar bij hun club blijft.
Hij heeft het enorm naar zijn zin, maar een avontuur is ook interessant.
De trainer blijft nog een seizoen of hij gaat toch met pensioen.

Slide 5 - Sleepvraag

Hoofdzin (HZ)

- onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar

- 'belangrijkste zin'

- een samengestelde zin heeft altijd minstens één hoofdzin


Voorbeeld:

Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd, omdat ze goed geschreven zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Bijzin (BZ)

- Onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar OF er kan een zinsdeel tussen. PV staat vaak achter in bijzin

- bijzin begint vaak met voegwoord 
- een bijzin heeft altijd een hoofdzin nodig. 

- Tip: plaats het woordje 'niet' tussen pv en ow. Klinkt de zin nog goed? Dan is het een bijzin!


Voorbeeld:

Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd, omdat ze goed geschreven zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de zin tussen haakjes?

[De laptop was kapot], omdat ik hem op de vloer heb laten vallen.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de zin tussen haakjes?

Ik weet niet [of ze dat wilde doen].
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de zin tussen haakjes?

De leerlingen waren zenuwachtig, [omdat ze op de resultaten van de toets moesten wachten].
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de zin tussen haakjes?

Ik ben moe, [dus ik ben toe aan vakantie.]
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Ik begrijp niet waarom ik geen cadeau heb gekregen.
HZ-BZ
BZ-HZ
HZ-HZ
Het is twaalf uur 's nachts en ik ben nog steeds wakker.
Nadat ik een lekkere pannenkoek had gegeten, moest ik uitbuiken op de bank.

Slide 12 - Sleepvraag

Zinsdeelzinnen
  • Een bijzin is altijd een zinsdeel van een hoofdzin
  • Een bijzin noemen we een zinsdeelzin (want: een pv).
  • We kennen de volgende zinsdeelzinnen: ow-zin, nw.deel-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin.

De bijzin is dus 'gewoon' een zinsdeel, alleen in de vorm van een zin.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe vind en benoem je een zinsdeelzin?
Stappenplan:
1. Zoek de bijzin en noteer deze.

2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep). De volgorde mag je een beetje veranderen.

3. Ontleed nu de 'nieuwe' zin.

4. Het zinsdeel van het vervangen woord staat gelijk aan de bijzin: de zinsdeelzin.


Slide 14 - Tekstslide

Volg het stappenplan en benoem de bijzin in deze zin:

"Zodra ik thuis ben, krijgen jullie de cadeautjes uit Frankrijk."

Slide 15 - Open vraag

Uitleg zinsdeelzin benoemen
"Zodra ik thuis ben, krijgen jullie de cadeautjes uit Frankrijk."

  1. Zodra ik thuis ben
  2. Morgen
    Morgen
    krijgen jullie de cadeautjes uit Frankrijk
  3. pv = krijgen, ow = jullie, wg = krijgen, lv = de cadeautjes uit Frankrijk, bwb = morgen
  4. Zodra ik thuis ben = bwb-zin

Slide 16 - Tekstslide

Volg het stappenplan en benoem de bijzin in deze zin:

"Het resultaat van het proefwerk was wat de docent Nederlands verwachtte."

Slide 17 - Open vraag

Uitleg zinsdeelzin benoemen
"Het resultaat van het proefwerk was wat de docent Nederlands verwachtte."

  1. wat de docent Nederlands verwachtte.
  2. goed
    Het resultaat van het proefwerk was goed.
  3. pv = was, ow = het resultaat van het proefwerk, ng = was [goed]
  4. wat de docent Nederlands verwachtte = nw. deel-zin

Slide 18 - Tekstslide

Volg het stappenplan en benoem de bijzin in deze zin:

"Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik een oefening meegeven."

Slide 19 - Open vraag

Uitleg zinsdeelzin benoemen
"Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik een oefening meegeven."

  1. Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
  2. Jan
    Jan zal ik een oefening meegeven.
  3. pv = zal, ow = ik, wg = zal meegeven, lv = een oefening, mv = Jan
  4. Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft = mv-zin

Slide 20 - Tekstslide

Volgende les
Volgende les herhalen we alle stof voor de repetitie door middel van een oefentoets. 

Slide 21 - Tekstslide