HAVO 3 hst 5 balans

Hoofdstuk 5
De Balans
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
De Balans

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • wat is een balans 
  • wat zijn de onderdelen van een balans
  • hoe werkt een balans
  • oefenen met de balans

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Begrippen in de balans
Inventaris:     de spullen in het bedrijf (bijv. meubels/computers)
Debiteuren:   Geld dat je nog krijgt van je klanten 
Kas:                   Geld dat cash in het bedrijf zit (kassa)
Bank:                Geld dat op je rekening staat
Hypotheek:    Geldlening voor je huis
Crediteuren:  Geld dat je nog moet betalen aan je leveranciers

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende categorieën 
- Vast Activa
- Vlottende activa
 - Liquide middelen

- Kort vreemd vermogen
- lang vreemd vermogen 
- Eigen vermogen 

Slide 5 - Tekstslide

Vaste Activa
- gebruiksgoederen die langer dan 1 jaar door bedrijf gebruikt worden

Staat aan de kant van BEZIT 




Slide 6 - Tekstslide

Vlottende Activa
-  onderdelen die minder dan 1 jaar binnen de onderneming blijven. 

Bv: Voorraad, grondstoffen, debiteuren 

Slide 7 - Tekstslide

Liquide Middelen
De posten BANK en KAS 

Slide 8 - Tekstslide

Eigen vermogen
Geld door eigenaren zelf in de onderneming ingebracht 

Schuld aan jezelf als prive persoon


Slide 9 - Tekstslide

Lang vreemd vermogen
Geleend geld voor langer dan 1 jaar 

Bv Hypotheek , leningen

Slide 10 - Tekstslide

Kort vreemd vermogen 
Geleend geld voor korter dan 1 jaar 

Bv. Crediteuren

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen
Maak de lesson up vragen. Check de theorie in deze Lesson Up of in je boek, paragraaf 5.1 en 5.2

Slide 12 - Tekstslide

De rechterkant van de balans is ...
A
Schulden
B
Bezittingen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een balans?
A
Een overzicht van wat er is verkocht en ingekocht
B
Een overzicht van bezittingen en schulden

Slide 14 - Quizvraag

welke stelling klopt niet ?
A
een balans is altijd in evenwicht
B
een balans is een momentopname
C
heeft een bezitkant en een schuldkant
D
wordt altijd opgemaakt op 31 december

Slide 15 - Quizvraag

Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Auto
Voorraad
Bankrekening
Debiteuren
Gebouw

Slide 16 - Sleepvraag

Liquide middelen is hetzelfde als..
A
banksaldo
B
kasgeld
C
banksaldo en schulden
D
banksaldo en kasgeld

Slide 17 - Quizvraag

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 18 - Quizvraag

Onder welke categorie valt een hypothecaire lening?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Kort vreemd vermogen

Slide 19 - Quizvraag

Crediteur is...
A
Iemand van wie je nog geld krijgt
B
Iemand die nog goederen moet leveren
C
Iemand die voor jou de administratie doet
D
Dat je nog geld moet betalen aan iemand

Slide 20 - Quizvraag

Onder welke categorie valt de post auto
A
Vast activa
B
Liquide middelen
C
Vlottende activa
D
Lang vreemd vermogen

Slide 21 - Quizvraag

Sleep de namen naar de juiste plek op de balans
Debetzijde
Creditzijde
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Vreemd vermogen lang
Vreemd vermogen kort
Voorraad
Auto
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
Bank

Slide 22 - Sleepvraag

Een debiteur betaalt Janneke per bank. De balansposten die veranderen..
A
debiteur+ bank -
B
debiteur - bank +
C
debiteur - kas +
D
debiteur + kas -

Slide 23 - Quizvraag

Pieter lost per bank 500 euro af op zijn hypothecaire lening. Wat gebeurt er op de balans...
A
bank - 500 hyp lening + 500
B
bank +500 hyp lening +500
C
bank - 500 hyp lening - 500
D
bank - 500 bedrijfspand - 500

Slide 24 - Quizvraag

Levi betaalt zijn crediteuren met contant (cash) geld. Wat gebeurt er op de balans...
A
kas - crediteuren -
B
kas - crediteuren +
C
bank - crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 25 - Quizvraag

Lieke koopt online een elektrische scooter om sushi rond te brengen. Wat gebeurt er op de balans...
A
transportmiddelen - bank -
B
transportmiddelen + bank -
C
transportmiddelen + bank +
D
transportmiddelen - eigen vermogen -

Slide 26 - Quizvraag

Moet een balans in evenwicht zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noemen we de rechterkant van een balans?
A
Liquide middelen
B
Debet/Activa
C
Credit/Passiva
D
Vaste activa

Slide 28 - Quizvraag

Debiteuren zijn dus....
A
Mensen van wie je nog geld moet krijgen
B
Mensen aan wie je nog geld moet betalen

Slide 29 - Quizvraag

Wat staat aan de debet kant van de balans? (links)
A
voorraad goederen
B
banklening
C
crediteuren
D
debiteuren

Slide 30 - Quizvraag

Als je crediteuren op je balans hebt staan dan ben je geld verschuldigd aan iemand
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 32 - Quizvraag

Welke van de onderstaande balansposten valt onder vaste activa ?
A
een pand
B
voorraden
C
een tegoed bij de bank
D
debiteuren

Slide 33 - Quizvraag

Een kantoorgebouw is...
A
vaste activa
B
vlottende activa
C
eigen vermogen
D
vreemd vermogen

Slide 34 - Quizvraag

Als jij voorraad hebt gemaakt van jouw product om te verkopen dan is dat....
A
vaste activa
B
vlottende activa
C
eigen vermogen
D
vreemd vermogen

Slide 35 - Quizvraag

Jouw bestelwagen is:...
A
vaste activa
B
vlottende activa
C
eigen vermogen
D
vreemd vermogen

Slide 36 - Quizvraag

Voor de aankoop van je gebouw leende je 300.000 euro bij de bank.
A
vaste activa
B
vlottende activa
C
eigen vermogen
D
vreemd vermogen

Slide 37 - Quizvraag

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Voorraad
€ 7.500 ingebracht door de eigenaar 
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Een tekort op de bank

Slide 38 - Sleepvraag