Dichtvormen

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Dichtvormen
Vaste dichtvormen
Gedichten met een vaste vorm in aantal woorden of strofen.
Vb. Elfje, Sonnet, Haiku, Limerick

Vrije verzen 
Dit zijn gedichten zonder een bepaalde vaste dichtvorm. 

Slide 3 - Tekstslide

Een dichtvorm
Vrij vers
Gedichten zonder een bepaalde vaste gedichtvorm. Dit houdt in dat het aantal strofe en de strofevormen variabel zijn. Vaak ook geen vast rijmschema op te stellen.

Slide 4 - Tekstslide

Vaste dichtvorm
Elfje: eenvoudig gedicht dat bestaat uit elf woorden met een vast patroon verdeeld over vijf regels.





krokus
kom op
wees niet bang
kom maar te voorschijn
lentebode 
               Nico van den Raad

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak opdracht 8 (blz. 18)

Klaar? vergelijk jouw synoniemen en antoniemen met die van je buur.
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Vaste dichtvorm
Haiku
Een haiku is een kort, niet-rijmend gedicht
De basis van een haiku is de zintuiglijke ervaring van de dichter. 
Een haiku bestaat vaak uit drie regels van 5, 7 en 5 lettergrepen

De haiku is een van oorsprong een Japanse dichtvorm




Slide 8 - Tekstslide

Haiku
vanuit de klimop
verlaten jonge merels
een verborgen nest
in het natte gras
vecht een ekster met een kauw
om die ene worm
Haiku 
- 5 lettergrepen
- 7 lettergrepen
- 5 lettergrepen
bron: Beeldend verhalen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je een haiku?

Slide 10 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak opdracht 9 (blz. 20)
Na 7 min. klassikaal bespreken

Klaar? Maak dan opdracht 10 (blz. 21)
timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

Vaste dichtvorm
Sonnet
  • een gedicht van 14 regels
  • vaste opbouw bestaat uit vier strofen
  • 2 strofen van vier regels (ABBA)
  • 2 strofen van drie regels (ABCABC)

Slide 12 - Tekstslide

Sonnet
Sonnet is een rijmend gedicht van 14 regels. In een sonnet zit meestal een wending (=volta). Deze wending (inhoudelijke verandering) zit vaak net over de helft of tegen het einde van het sonnet.

Slide 13 - Tekstslide

Vaste dichtvorm

Limerick bestaat uit vijf regels.

In de eerste regel staat altijd een plaatsnaam.

Een limerick heeft vaak een grappige inhoud.

Het rijmschema is AABBA

Vast aantal lettergrepen per regel.

Slide 14 - Tekstslide

Limerick

Een zorglijke longarts uit Ede

had virussen altijd vermeden.

Maar zag toen ontzet:

computer besmet.

Van schrik is de man overleden.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Zelf aan de slag
Maak opdracht 11 (blz. 22)
Klaar? Laat je limerick lezen aan je buur.

Wie wil zijn limerick voorlezen?



timer
12:00

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk: beeldspraak zoeken
Wat? 
Ga (in tweetallen) op zoek naar voorbeelden van beeldspraak.
Waar? 
Krantenkoppen, slogans, reclames, uitdrukkingen, spreekwoorden
Resultaat?
2 voorbeelden per vorm
per voorbeeld alle aanwezige/weggelaten elementen benoemd 
gebruik slide 13 voor alle vormen van beeldspraak en voor de elementen

Slide 18 - Tekstslide

Beeldspraak en (aanwezige/weggelaten) elementen
Uit welke vormen beeldspraak kun je kiezen?

  • Vergelijking met als (beeld, object, verbindingswoord)
  • Vergelijking zonder als (beeld, object)
  • Metafoor (beeld)

Slide 19 - Tekstslide

Welke rijmschema komen alleen voor bij
A
vrije verzen
B
verzen met eind rijm
C
verzen met midden rijm
D
verzen met begin rijm

Slide 20 - Quizvraag

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 21 - Quizvraag

Wat maakt dit gedicht zo bijzonder?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 22 - Quizvraag

Poë-wat? Precies, wat is poëzie eigenlijk?
A
Iets uit de Middeleeuwen
B
Iets voor kunstenaars
C
Een ander woord voor verhalen
D
Een ander woord voor gedichten

Slide 23 - Quizvraag

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 24 - Quizvraag

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 25 - Quizvraag

Welke rijm is dit?

A
gepaard rijm
B
omarmend rijm
C
slagrijm
D
gekruist rijm

Slide 26 - Quizvraag

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 27 - Quizvraag

Welke dichtvorm heeft 14 regels?
A
haiku
B
limerick
C
sonnet
D
elfje

Slide 28 - Quizvraag

Wat is dit?

A
een stijlfiguur
B
metafoor
C
vergelijking met als
D
vergelijking zonder als

Slide 29 - Quizvraag

Welke rijmschema heeft dit gedicht?

A
gepaard rijm
B
omarmend rijm
C
slagrijm
D
gekruist rijm

Slide 30 - Quizvraag

Welke rijmschema heeft dit gedicht?
A
gekruist rijm
B
gepaard rijm
C
omarmend rijm
D
slagrijm

Slide 31 - Quizvraag

enjambement is
A
onnatuurlijke afbreking van een zin
B
een alinea in een gedicht
C
een nieuw verzonnen woord
D
taalfouten in een gedicht

Slide 32 - Quizvraag

Wat wordt verstaan onder schrikkelrijm?
A
Rijm geschreven in het schrikkeljaar
B
Rijm van niet beklemtoonde lettergrepen
C
Medeklinkers die op elkaar rijmen
D
Klemtoonverschil bij het rijmen

Slide 33 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van schrikkelrijm.

Slide 34 - Open vraag

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 35 - Quizvraag

In een gedicht zit vaak beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 36 - Quizvraag

Wat valt niet onder fictie?
A
gedichten
B
verhalen
C
autobiografieën

Slide 37 - Quizvraag