M2 P2 poëzie en leesvaardigheid wk 50 les 1 herhaling H3 hoofd- en bijzaken Uitleg beeldspraak

Vandaag 2A 2C 12 dec

lezen
herhaling H3 hoofd- en bijzaken
uitleg beeldspraak
aan de slag met de PO



1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 2A 2C 12 dec

lezen
herhaling H3 hoofd- en bijzaken
uitleg beeldspraak
aan de slag met de PO



Slide 1 - Tekstslide

Regels 
1. Als ik aan het woord ben, ben jij stil. 
2. Je blijft op je vaste plek zitten en loopt niet door de klas. 
3. Bij het zelfstandig werken, ga je voor Nederlands aan de slag! 
4. Voorlopig maken we tijdens het zelfstandig werken het huiswerk en gaan jullie in eigen tijd met de PO aan de slag. 
5. Je maakt je huiswerk. Heb je je spullen niet op orde, dan kom je woensdag- of vrijdagmiddag in. 
5. Je gooit geen spullen door het lokaal en je zit niet aan elkaar.
5. Word je voor de derde keer gewaarschuwd, dan kom je woensdag- of vrijdagmiddag in. 

Slide 2 - Tekstslide

Welkom 

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak het boek Zonder titel. 
Laat de iPad in de tas!
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 3 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Twee onderwerpen in P2
Leesvaardigheid
Kern hoofdstuk 1 t/m 3

Schrijfvaardigheid
PO poëzie 

Slide 5 - Tekstslide

De PO
Je maakt in groepjes van drie een bundel met gedichten.

De dichtbundel bevat de volgende onderdelen:
  • 6 gekozen bestaande gedichten
  • 5 zelf geschreven gedichten

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen 

Je leert wat hoofd- en bijzaken zijn in een tekst en hoe je ze kunt onderscheiden. 

Je leert wat beeldspraak is en hoe je die kunt toepassen in je zelfgeschreven gedichten.

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling vorige les

H3
Hoofd- en bijzaken

Slide 8 - Tekstslide

Gedichten

Haiku 
Beeldgedicht
Stiftgedicht

Volgende les: uitleg Limerick

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

H3 opdr. 1 t/m 4

Huiswerk niet gemaakt of niet bij je? 
Lees- of lesboek niet mee?

Tot woensdag- of vrijdagmiddag!

Slide 16 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik: 

Iets wordt vergeleken met of vervangen door iets anders (het beeld).
Er zijn verschillende soorten beeldspraak.

Hierover lees je in de volgende dia's. 

Slide 17 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Bij beeldspraak gebruik je woorden in een:
  • figuurlijke betekenis - een beeld.
  • Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld;
  • Goede beeldspraak maakt een (gesproken) tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 18 - Tekstslide

1. De vergelijking
Je vergelijkt iets met iets anders omdat er een overeenkomst is.  Het beeld wordt ingeleid door 'als' of 'lijkt'.

Lachen als een boer die kiespijn heeft. 
Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 19 - Tekstslide

(object=de werkelijkheid)
(subject=beeld)
Je kamer ziet eruit als een zwijnenstal!

Slide 20 - Tekstslide

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 21 - Quizvraag

Vergelijkingen..
Bij een vergelijking hoort meestal het woordje ALS of LIJKT.
Voorbeeld: Zo ziek als een hond.
Voorbeeld: Je lijkt wel een verzopen hond.



Slide 22 - Tekstslide

Vul de juiste vergelijking in:
Zo fris als een.....
A
kipje
B
vis in het water
C
hoentje

Slide 23 - Quizvraag

Leven als god in.....
A
Parijs
B
Frankrijk
C
een Belgisch bad
D
de hemel

Slide 24 - Quizvraag

2. De metafoor
Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. 

Zo is het schip der woestijn een metafoor voor een kameel: de kameel wordt vergeleken met een schip. 

Slide 25 - Tekstslide

Metafoor
Het object (=de werkelijkheid) wordt helemaal vervangen door het beeld. 
Je moet het figuurlijk zien.

Voorbeelden: 
Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 26 - Tekstslide

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 27 - Quizvraag

3. De personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een 'dood'  ding.  


Voorbeelden:  

De zon streelde onze wangen.

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat.
Schreeuwende kleuren.
Papier is geduldig.

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand.

De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag.

Slide 28 - Tekstslide

De wind huilt.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 29 - Quizvraag

De samenleving is ziek.
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 30 - Quizvraag

Vroeger

het leven opent haar hand
voor mijn ogen in de nacht: ik lach
zoals parels zijn wij gevonden en
als een parelsnoer vallen wij uiteen

ik schrijf een brief naar hem in 
verre landen, een oud liedje,
gaat er door mijn hoofd, een lik
van de postzegel echter en wij zijn vast

van statige woorden als een douche
wat zeep om schoon te worden
en ik droom van oude gedichten 
en ik droom van een oud boek.
personificatie 
Vergelijking met als


vergelijking met als

Geen personificatie

Slide 31 - Sleepvraag

Hij verhuist naar een paradijs.
A
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 32 - Quizvraag

Opdracht

Verwerk een stijlfiguur in één je eigen geschreven gedichten. 

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
Noteer in je agenda voor de volgende les:

x





Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag


1. Ga aan de slag met je PO:
Lees de opdracht in de LessonUp (nogmaals) goed door. Maak een nieuw zelfgeschreven gedicht. Ben je klaar?
Ga vervolgens op zoek naar gedichten en vertel daar in 150 woorden iets over. Hiervoor gebruik je de theorie uit de LessonUp's die ik met je gedeeld heb. 
Bekijk het inkijkexemplaar als de opdracht je niet duidelijk is. 
of
2. Ga aan de slag met je huiswerk (leesvaardigheid)



Keuze
Huiswerk: 
x

Slide 35 - Tekstslide

Ben je klaar?

Slide 36 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Je weet wat hoofd- en bijzaken zijn in een tekst en hoe je ze kan onderscheiden. 

Je weet wat beeldspraak is. 

Vertel...

Slide 37 - Tekstslide

Volgende les


We gaan verder met leesvaardigheid H3 hoofd- en bijzaken.
Je krijgt uitleg over de Limerick.

Slide 38 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 39 - Tekstslide

Fijne dag 
&
tot de volgende keer!

Slide 40 - Tekstslide