H2 Leesvaardigheid Les 2 Tekstdoel en publiek taalweetjes Nederlands over de grens

Hoofdzaken en hoofdgedachte
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond
  • Een opstelling in rijen zorgt voor een betere taakgerichtheid en een goede werkhouding van leerlingen die zelfstandig werken aan individuele taken. 
  • Het taakgerichte gedag verdubbelt en het storend gedrag is drie keer minder in rijen dan in groepen. 
  • Dit geldt vooral voor leerlingen die snel afgeleid zijn, minder presterende leerlingen en leerlingen met gedragsproblemen (storend gedrag)

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 4 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Taalweetjes H2: 
  • Aan het eind van de les heb je geleerd waar woorden vandaan komen.
  • Aan het eind van de les heb je geleerd de verborgen geschiedenis van woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
Leesvaardigheid H2: Tekstdoel en publiek
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een tekstdoel is
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen wat verschillende tekstdoelen herkennen en benoemen,
  • Aan het einde van de les kun je voorbeelden geven van tekstsoorten die bij elk tekstdoel passen,
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het belang is van het publiek bij het schrijven van teksten benoemen
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen aan de hand van onderwerp, bron, lay-out en taalgebruik bepalen voor welk publiek een tekst bedoeld is.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Vroeger
Taalweetjes

Slide 8 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Nederlands over de grens
  • Nederlandse woorden kom je ver over de landsgrenzen tegen. 
  • Sommige vreemde talen lijken zelfs op het Nederlands, zoals het Afrikaans. Deze taal wordt in het zuidelijk deel van Afrika gesproken. Dat komt doordat een deel van Zuid-Afrika vroeger een Nederlandse kolonie was. Veel woorden zijn nog steeds herkenbaar.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Vraag:
Kun jij bedenken wat een moltrein is? En wat zou de volgende Afrikaanse waarschuwing betekenen? ‘Moe nie hysbak gebruik ten tye van ’n brand nie, gebruik trappe.’

Slide 11 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Antwoord:
moltrein – metro
Moe nie hysbak gebruik ten tye van ’n brand nie, gebruik trappe.- Gebruik bij brand niet de lift, gebruik de trap.

Slide 12 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
De baas is overal
  • Woorden als horloge en computer zijn leenwoorden, geleend uit het Frans en het Engels. 
  • Wist je dat er ook uitleenwoorden bestaan? Dat zijn Nederlandse woorden die in andere talen worden gebruikt.
  • Het woord baas is het meest uitgeleende woord. Het komt in wel 57 talen voor, bijvoorbeeld bas (Zweeds), bosi (Chinees) en natuurlijk als boss (Engels).

Slide 13 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Vraag:
In welke talen denk je dat het woord 
‘pomp’ (of een woord dat er erg 
op lijkt) voorkomt in 
Google Translate? 

Slide 14 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Antwoord:
Pomp - Afrikaans
pompa - Bulgaars, Italiaans, Maltees, Pools
pompe - Frans
ponpu - Japans
pump - Engels, Zweeds




Slide 15 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Bij de buren
Ook dichter bij huis kun je met Nederlands goed uit de voeten, namelijk in buurland België. In het noordelijke deel, Vlaanderen, is Nederlands de officiële taal. Toch zijn sommige woorden net een beetje anders.
Test je kennis van het Vlaams.

Slide 16 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Wat betekent het rode woord?
Mijn nonkel heeft zijn been gebroken.

Slide 17 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Antwoord:
Oom

Slide 18 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Wat betekent het rode woord?

Hip-hopartiest Tourist LeMC heeft nieuwe muziek klaar: “Zonder zwanzen: ik vind dit de beste plaat die ik ooit gemaakt heb.”

Slide 19 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Antwoord:
Onzin praten

Slide 20 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Wat betekent het rode woord?
Met een duimspijker prikt Dolf een foto aan de muur.

Slide 21 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Antwoord:
Punaise

Slide 22 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Wat betekent het rode woord?
De buitenwipper had me niet zien binnenkomen.

Slide 23 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 1 Grenzen
Antwoord:
De portier

Slide 24 - Tekstslide

Vroeger
Leesvaardigheid
Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdracht 1

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdracht 1

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdracht 2

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdracht 2

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdracht 3

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Nakijken opdracht 4
1 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Een zaterdag waarop er in het verkeer veel
   ongelukken gebeuren door grote drukte.

2 Uittocht, vakantie, hoogtepunt, topdrukte

3 Alinea 1 t/m 3

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
4 Dat de incheckbalies nauwelijks nog zichtbaar zijn, de tegelvloer evenmin.

5 Ze zien alleen maar rijen, heel veel rijen.

6 ‘Het wordt steeds drukker onderweg, maar we gaan uitgebreider  
     geïnformeerd op reis.’

7 In alinea 6 staat: ‘de eerste ‘zwarte zaterdag’ van het seizoen’. Er staat ‘de
    eerste’ dat betekent dat er meer zijn.

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
8 Ga bij voorkeur rond het middaguur op weg.

9 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Vakantie ligt vast, gebonden aan
    schoolvakanties, met familie op stap.

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Nakijken opdracht 5
1 Er staat: En wat als het je droom is om wetenschapsjournalist te worden?
   Dan weet de interviewer al dat dat een droom van Mare is.

2 als wetenschapsjournalist in spe een blog bijhouden voor Wageningen
    Universiteit (waar haar moeder werkt), en daarnaast assisteren bij het
     veldwerk



Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
3 kleine hoeveelheid voorbeeldmateriaal uit de grond

4 Mijn moeder wil met dit project achterhalen hoe vervuild de bodem en het
    water in het poolgebied zijn..

5 ze mocht geen geweer hebben en geen schiettraining volgen

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
6 In hoeverre hebben lokale omstandigheden gezorgd voor kwikvervuiling?

7 C De vlo-kreeftjes gaan vrijwel allemaal dood bij een laag zoutgehalte en
        een temperatuur van 12 graden Celsius.

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
8 wegvallen van een voedingsbron voor andere dieren.

9 De tekst sluit af met een advies van Mare aan scholieren om zoals zij
    veldwerk te doen, omdat je zo inzicht krijgt in wat er allemaal bij 
    wetenschappelijk onderzoek komt kijken.

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
opdracht 5

Slide 38 - Tekstslide

Vroeger
Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 39 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Nakijken huiswerk opdracht 2 en 3

Slide 40 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
1 eigen antwoord, bijvoorbeeld: een groot deftig diner met veel mensen (aan
   lange tafels).

2 Dineren met/bij de koning

3 C De eerste alinea noemt de aanleiding voor het schrijven van de tekst.

4 Dit is een krantenbericht

Slide 41 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
5 D Voor mensen die willen weten welk gedrag past bij een koninklijk banket.
  
6 Dingen die ongepast zijn als je dineert met de koning: te lange antwoorden
    geven bij de ontvangst, klagen over de tafelschikking, eerder beginnen
    met eten/drinken dan de koning, te snel drinken, praten over gevoelige
    onderwerpen.

7 B Gasten van de koning moeten zich houden aan een bepaalde etiquette.

Slide 42 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
8 De koning vraagt wel hoe het met je gaat, maar dat doet hij, omdat dat zo
    hoort. Hij verwacht niet een heel uitgebreid antwoord. Dat hoort ook niet.

9 De tafelschikking is van tevoren gemaakt. Iedereen heeft een nummer
    gekregen en moet op basis daarvan aan tafel gaan zitten. Anders wordt het
    een puinhoop, want iedereen wil dan naast de koning zitten!

Slide 43 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
10 De koning wordt als laatste bediend, om er zeker van te zijn dat iedereen
      zijn gerecht heeft gekregen.

11 Alternatief kopje: eten en drinken (tijdens het diner). Alinea 4 gaat over het 
     diner, dus dat past goed, maar in alinea 5 gaat het over het drinken tijdens
     het diner.



Slide 44 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
12 D Er zijn veel ongeschreven regels waaraan gasten van de koning zich
          tijdens het diner moeten houden.
13 Informeren, want de schrijver vertelt hoe het in zijn werk gaat als je gaat
     dineren bij de koning.

Slide 45 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3
1 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - Spannend, vervelend, saai, interessant, ongepast + uitleg.
2 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - op je telefoon kijken kan thuis wel, bij de koning niet, - heel hard lachen kan thuis wel, bij de koning niet, - vieze/flauwe grapjes maken kan thuis wel, bij de koning niet.

Slide 46 - Tekstslide

Vroeger
Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 47 - Tekstslide

Tekstdoel en publiek
Herhalen
Betekenis: tekstdoel
De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken. De tekst die hij schrijft, heeft dus een doel. De schrijver van een tekst heeft een bepaald doel voor ogen, zoals informeren, overtuigen, waarschuwen, activeren, instrueren, adviseren of amuseren. 


Slide 48 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Er zijn veel verschillende tekstdoelen, bijvoorbeeld:

Slide 49 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 50 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Publiek
Om het tekstdoel te bereiken, moet de schrijver rekening houden met de groep voor wie hij schrijft, het publiek. Aan het onderwerp, de bron, de lay-out en het taalgebruik kun je zien voor welk publiek de tekst bedoeld is.

Slide 51 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Tekstdoel: Wat de schrijver met de tekst wil bereiken bij de lezer. 

Publiek: De groep mensen voor wie de tekst is geschreven.

Slide 52 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 4 en 5  van H2 Tekstdoel en Publiek blz. 44 t/m 47

Slide 53 - Tekstslide